Villa in cottagestijl, volgens de bouwaanvraag uit 1924 opgetrokken in opdracht van Frans Sielens; de ontwerper wordt niet vermeld op de bouwplannen.

Vrijstaand ingeplant, op een quasi vierkante plattegrond omvat het gebouw twee bouwlagen onder een complex schilddak. De constructie bestaat uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, met gebruik van witte natuursteen voor het inkomportaal, de bow-windows, hoekblokken en dorpels, en leien als dakbedekking. De voorgevel beantwoordt aan een volkomen symmetrisch opzet, gemarkeerd door het brede middenportaal met luifel, regelmatige registers van bow-windows met kruismonelen, en als bekroning twee overkragende geveltoppen in houten stijl- en regelwerk met windborden. Waar een hoog oprijzende schoorsteen het risaliet van de oostelijke zijgevel bepaalt, ritmeren een oplopende erker en het dienstportaal de westelijke zijgevel. In tegenstelling tot de frontgevel had de tuingevel volgens de bouwplannen een informeel karakter, in overeenstemming met het pittoreske streven van dit type landhuisbouw. Blikvangers waren de manke bedaking, en het cirkelvormige overdekt terras met bekronend balkon in houtbouw. Onbekend is of dit aspect in gewijzigde vorm werd uitgevoerd, of bij een latere verbouwing verloren ging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur bleef behouden, evenals het smeedijzeren voortuinhek. De vensters, volgens de bouwplannen met kleine roedeverdeling, zijn vermoedelijk vernieuwd.

De plattegrond is georganiseerd rond de centrale inkom- en traphal met vestiaire, die volgens de bouwplannen de volledige diepte van de begane grond beslaat. Ten oosten strekt zich de woonkamer met haard uit, waarbij het overdekte terras aansluit; ten westen bevinden zich het salon en de keuken met pomphuis en dienstingang. De bovenverdieping omvat de grote slaapkamer met 'opschikkamer' en balkon ten oosten, en aan de overige drie zijden van de traphal, twee slaapkamers, een studeerkamer en de badkamer. Het dakniveau herbergt twee mansardes en twee zolders.