erfgoedobject

Villa Coccinelle

bouwkundig element
ID
215112
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215112

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Villa Coccinelle
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Historiek en context

Villa in cottagestijl naar een ontwerp door de architecten Léopold De Coninck en Maurice Potié uit 1921. Opdrachtgever was Valentine Caroline Busch (1897-1978), de echtgenote van Curt Theodore Davidis (1884-1957). Diens vader Gustav Adolph Davidis (Essen, 1847-Antwerpen, 1917) had zich in 1873 vanuit het Duitse Duisburg in Antwerpen gevestigd, waar hij met zijn broer Eugène Davidis (Duisburg, 1845-1919) een handelsfirma in petroleum en vetten oprichtte, en zo opklom tot een vooraanstaand, welgesteld lid van de Duitse kolonie. Oudste zoon Curt Davidis trad bij meerderjarigheid toe tot het familiebedrijf, en zou zijn overleden vader in 1917 ook opvolgen als lid van de Verwaltungsrat van de Zweite Deutsche Evangelische Gemeinde zu Antwerpen, gevestigd in de verdwenen Christuskirche in de Bexstraat. In 1933 deed de familie bij monde van de firma Davidis & C° nogmaals beroep op De Coninck en Potié, voor de bouw van het appartementsgebouw Leopoldplaats 10 in Antwerpen, een project dat geen doorgang vond. Het ontwerp van de villa "Coccinelle" werd allicht omwille van de oriëntatie van het terrein uiteindelijk in spiegelbeeld uitgevoerd, en onderging in 1925 een kleine verbouwing. In 1938 liet het echtpaar Davidis-Busch de huidige garage optrekken en een tennisveld aanleggen, in 1952-1953 gevolgd door de bouw van een tweede villa op het aanpalende perceel (nummer 17). Dit laatste gebouw, een eigentijds maar veeleer conventioneel ontwerp door de architecten Et. Donnet en Jan Wittocx, is inmiddels verbouwd.

De villa "Coccinelle" is een representatief voorbeeld van de landhuisbouw door Léopold De Coninck en Maurice Potié, die tijdens de jaren 1920 van dit type cottagevilla hun handelsmerk maakten. Opgericht in 1909, was het succesvolle architectenbureau drie decennia lang actief tot 1937. Potié zette de praktijk vervolgens minstens tot begin jaren 1950 onder eigen naam verder. Zowel tijdens de beginjaren als het interbellum liet het bureau zich in strikt stedelijke context opmerken met een architectuur in Frans geïnspireerde neorégencestijl, ontleend aan de klassieke beaux-artstraditie. Haast even exclusief was de voorkeur voor de pittoreske 'Old English'-stijl, geïnspireerd op de traditionele Engelse architectuur uit de 16de eeuw, in de landhuisontwerpen van het bureau bestemd voor residentiële verkavelingen. Hun eerste reeks cottagevilla's, waaronder de eigen woning van De Coninck, kwam al vóór de Eerste Wereldoorlog tot stand in de wijk van de Lourdesgrot in Edegem. Met in totaal een veertigtal woningen, drukten De Coninck en Potié tijdens de jaren 1920 hun stempel op de vroege ontwikkeling van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt". Na hun eerste cottage in de Hagedoornlaan in 1920, bouwde het bureau het jaar daarop negen woningen van hetzelfde standaardtype voor de bouwmaatschappij "Voorspoed" in de Acacialaan. De meest voorname cottagevilla's kwamen vervolgens tot stand in de Della Faillelaan, waar een opmerkelijke reeks van een tiental van dergelijke landhuizen het straatbeeld bepaalt.

Typische kenmerken van de cottagearchitectuur door De Coninck en Potié zijn de materiaalpolychromie van bak- en natuursteen in combinatie met houtbouw, het door elkaar toepassen van stijl- en regelwerk, ruwe beraping, decoratieve metselverbanden en leien schaliën, het plastische karakter van de informele, ogenschijnlijk organisch gegroeide volumes met complexe dakconstructies, aangevuld door levendige details als luifels, bow-windows, erkers, dakkapellen en schoorstenen. Daarbij zijn meerdere types plattegronden te onderscheiden, van de bescheiden burgercottage tot de standingvolle villa voor de gegoede klasse, met als constante de dominante inplanting van de ruim bemeten traphal in de kern van de woning. De villa "Coccinelle” is naar opstand en plattegrond nauw verwant met de villa De Groote hogerop aan de Hagedoornlaan, die uit hetzelfde jaar dateert. Met een licht ambitieuzer opzet bouwen beide voort op de vroeger in 1921 ontworpen villa Tyck-Vekemans, tussen beide in gesitueerd aan de Hagedoornlaan. Alle drie behoren zij tot het type van gemiddelde oppervlakte en standing.

Architectuur

Vrijstaand ingeplant in de diepte van het perceel, op een vrij compacte, quasi vierkante plattegrond van drie bij drie traveeën, omvat de villa twee bouwlagen onder een complex, overkragend schilddak met dakkapellen. De constructie bestaat uit rood baksteenmetselwerk (papesteen) in kruisverband, met contrasterend gebruik van paarse baksteen (klampsteen) voor de plint, witte natuursteen voor hoekblokken, de deuromlijsting, vensterlateien en -monelen, houtbouw in combinatie met bepleistering voor de bovenbouw, en pannen als dakbedekking. Asymmetrisch van opzet, beantwoorden opbouw en volumetrie van de villa aan het pittoreske streven van dit type landhuisbouw. Naast de dominante dakconstructie en de hoog oprijzende schoorstenen, wordt het karakter vooral bepaald door het sterk geprononceerde linker zijrisaliet. De bekronende, overkragende en afgewolfde geveltop met windborden, steunt op een oplopende, van rechthoekig naar driezijdig evoluerende erkerpartij, het geheel uitgevoerd in houten stijl- en regelwerk. Beschermd door de aflopende bedaking met een brede, door getorste colonnetjes geritmeerde dakkapel, markeert het portaal met erkertje en tudorboogdeur de middenas; de huisnaam "Coccinelle" is in de boog van de deur gebeiteld. Een bescheidener risaliet met bovenbouw in stijl- en regelwerk brengt de compositie langs rechts in evenwicht. Typische details zijn de conische steunberen op de hoeken, en het risaliet met schoorsteen en puntgevel van de 'inglenook' van de oostelijke zijgevel. Verder bestaat de ordonnantie hoofdzakelijk uit brede, meerledige kozijnen, voorzien van het oorspronkelijke schrijnwerk met kleine roeden en vensterluiken. Eveneens bewaard bleef de houten inkomdeur; het smeedijzeren voortuinhek lijkt van recentere datum.

De plattegrond is georganiseerd rond de centraal ingeplante, ruime traphal met geïncorporeerde vestibule, waarbij achteraan de office aansluit. Volgens de bouwplannen beslaan de woon- en ontvangstvertrekken over de volledige diepte de oostflank van de begane grond, uitziend zowel op de straat als de tuin. Deze bestaan uit het salon, de eetkamer met haard in de typische vorm van een 'inglenook', en een overdekt terras. Ten westen van de hal volgen de ontbijtkamer, de kinderkamer, de keuken met dienstingang en een bergplaats elkaar op. Op de eerste verdieping , boven de woon- en ontvangstvertrekken bevinden zich ten oosten van de traphal en de badkamer, de twee grootste slaapkamers, met een ruim terras aan de tuin. De westflank groepeert een kleinere slaapkamer, de zoldertrap en berging, en een werkkamer. De dakstructuur herbergt drie mansardekamers en een zolder.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 238#742, 238#1241 en 238#5345 (nummer 15), 238#8007 (nummer 17).

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa Coccinelle [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215112 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.