Historiek en context
Villa in cottagestijl naar een ontwerp door de architect Edouard De Winter uit 1928 (inscriptie). Opdrachtgever was Otto Leser (°Berchem, 1890), van Duitse herkomst, echtgenoot van de Zweedse Victoria Charlotte Ekstad, een gezin met twee kinderen. Zijn vader Gustav Adolf Leser (°Elberfeld, 1849), had zich in 1890 met zijn echtgenote Adela von Bartels (°Buenos Aeres, 1858) vanuit Calais te Berchem gevestigd, waar in 1886 en 1890 hun zonen Ernest en Otto geboren werden. De huisnaam "Ekeby", een in Zweden meermaals voorkomend toponiem, houdt mogelijk verband met de Zweedse origine van Victoria Charlotte Leser-Ekstad. Voor het behoud van een oude eik op het perceel, werden de bouwplannen uiteindelijk is spiegelbeeld uitgevoerd. De garage achteraan in de tuin kwam samen met de villa tot stand. Het in het portaal geïntegreerde, smeedijzeren naambord vermeldt het bouwjaar 1929.
Edouard De Winter lijkt in Antwerpen als architect actief te zijn geweest van de latere jaren 1920 tot midden jaren 1950. Behalve de villa "Ekeby", die vermoedelijk tot zijn vroege oeuvre behoort, zijn een beperkt aantal realisaties uit de jaren 1930 bekend. Het hotel Van Stappen uit 1931 aan de Jan Van Rijswijcklaan, en de woning Maes in de Vlaamsekunstlaan 6 uit 1932, onderscheiden zich door een typisch ornamentele art-decostijl; meer gestroomlijnd van vormgeving is het appartementsgebouw Block uit 1937 aan de Mechelsesteenweg 259. In deze periode werkte De Winter occasioneel samen met de architect Antoine George.
Architectuur
Vrijstaand ingeplant in de diepte van het perceel, op een quasi rechthoekige plattegrond van vier bij drie traveeën, omvat het gebouw twee bouwlagen onder een complex, overkragend schilddak. De constructie is opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, met schaars gebruik van natuursteen voor onder meer dorpels en lateien, hardsteen voor de plint, en rode pannen voor de dakbedekking. Sober van opzet en veeleer hybride van karakter, beperkt de cottage-inslag zich tot typische details als steunberen op de hoeken, een strook houten stijl- en regelwerk met bepleistering in de bovenbouw, en de klimmende dakkapel. Opvallend zijn de getande opbouw van de westelijke zijgevel, de boogopeningen met gemetselde waterlijst, de getrapte borstweringen en overhoekse loggia met pijler op de bovenverdieping. Uit de middenas geplaatst, wordt het rondboogportaal voorafgegaan door een bordes met vazen. Het gevernist houten schrijnwerk van de inkomdeur, de venster en een erkertje met kleine roedeverdeling is bewaard, evenals het smeedijzeren voortuinhek met arduinen postamenten.
De plattegrond is georganiseerd rond de ruime, zuidwestelijk ingeplante traphal, waarbij de vestibule met vestiaire aansluit. Volgens de bouwplannen beslaat de suite van salon en eetkamer met terras over de volledige diepte de oostflank van de begane grond, achter de traphal geflankeerd door de 'lunchroom' en de keuken met dienstingang. De bovenverdieping omvat twee grote, twee kleine slaapkamers en de badkamer. Bereikbaar via de zoldertrap, herbergt het dakniveau drie mansardes en een zolder.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1928#29869 en 1929#32371.