is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Résidence du Nouveau Parc
Deze vaststelling is geldig sinds
Complex van twee gekoppelde appartementsgebouwen in beaux-artsstijl, opgetrokken in opdracht van de Société Foncière du Nouveau Parc, naar een ontwerp door de architecten Joseph Hertogs en Gerard De Ridder uit 1929. Het complex omvat 24 flats van hoge standing, uitgerust met garages en kamers voor personeel.
Achter de vastgoedmaatschappij Société Foncière du Nouveau Parc, opgericht voor de bouw en het beheer van de "Résidence du Nouveau Parc", ging de weduwe Arthur Brijs schuil, wiens zoon Antoon Brijs als afgevaardigd beheerder optrad. Arthur François Brijs (Oordegem, 1878-Amsterdam, 1924) was voorzitter van de rederij Lloyd Royal Belge, in 1916 ontstaan uit de fusie van de Antwerpsche Zeevaart Maatschappij, de Société Anonyme de Commerce et de Navigation, en de in 1910 door hemzelf en de van origine Deense Henri Martin Gylsen (Antwerpen, 1874-Antwerpen, 1953) opgerichte Scheepvaart Maatschappij Gylsen. De Lloyd Royal Belge zou in 1930 op haar beurt opgaan in de rederij Compagnie Maritime Belge. Vanaf mei 1920 zetelde Brijs als katholiek senator voor het arrondissement Antwerpen, een mandaat dat hij bleef vervullen tot zijn overlijden op relatief jonge leeftijd in 1924. Brijs liet in 1911 door Joseph Hertogs het landhuis "Cleveland" optrekken, waarvan het domein twee derden van het bouwblok besloeg gevormd door Acacialaan, Beukenlaan, Eglantierlaan en Seringenlaan. In 1920 verwierf hij ook het bekende, vandaag verdwenen café "Dikke Mee" op de hoek van Beukenlaan en Eglantierlaan. Na zijn overlijden werd het eigendom door de weduwe Brijs geleidelijk verkaveld.
Na de bouw van een door Joseph Hertogs ontworpen cottagevilla aan de Eglantierlaan in 1927, kwamen de terreinen palend aan de “Dikke Mee” aan de beurt, bestemd voor de "Résidence du Nouveau Parc". Het appartementencomplex werd in 1929-1930 opgetrokken door de Entreprises Générales de Construction Van Riel & Van den Bergh, decennialang een van de belangrijkste bouwbedrijven in Antwerpen. Bedoeling was het complex na deze eerste fase van twee flatgebouwen op termijn zowel links als rechts uit te breiden, maar dit plan werd vóór de Tweede Wereldoorlog niet verder ten uitvoer gebracht. Het huidige, rechts aanpalende flatgebouw, ontworpen door de architecten Vincent Cols en Jules de Roeck in opdracht van de Entreprises Générales François Amelinckx, kwam pas in 1956 tot stand. Deze bouwpromotor liet hetzelfde jaar op het terrein van de "Dikke Mee" links van de "Résidence du Nouveau Parc", het grootschalige flatgebouw "Residentie Dikke Mee" optrekken, naar een ontwerp door de architect E. Brioen. Het domein "Cleveland" zou uiteindelijk tijdens het interbellum en de naoorlogse periode, behalve de percelen voor de drie flats, worden opgedeeld tot een vijftiental villapercelen.
De "Résidence du Nouveau Parc" behoort tot de laatste gezamenlijke ontwerpen van Joseph Hertogs en Gerard De Ridder, die zich vermoedelijk begin 1928 hadden geassocieerd. Voor Hertogs, de huisarchitect van de Antwerpse beau-monde en de zakenwereld die in 1930 zou overlijden, betekende de associatie het sluitstuk van zijn rijk gevulde loopbaan. Pas vanaf 1933 zette de jongere De Ridder, wiens carrière omstreeks 1905 van start was gegaan, het architectenbureau in eigen naam verder. Andere belangrijke realisaties van Hertogs en De Ridder zijn het verdwenen kantoorgebouw van de Agence Maritime Internationale op de Meir, en de Cercle Royal Artistique, Littéraire et Scientifique d'Anvers (huidige Arenbergschouwburg) in de Arenbergstraat, ontworpen in 1928-1929. De statige beaux-artsstijl die deze gebouwen kenmerkt, is afgeleid van klassiek geïnspireerde late werk van Hertogs, uit de periode kort vóór en na de Eerste Wereldoorlog. Na de bouw van "Cleveland" had Hertogs nog diverse opdrachten uitgevoerd voor de familie Brijs, zoals in 1919 de omheining van "Cleveland", de uitbreiding van het koetshuis en de toevoeging van een wintertuin aan het kasteeltje. Een gedeelte van het koetshuis werd later overigens geïncorporeerd in de nieuwe garages van de "Résidence du Nouveau Parc". Het project voor een dubbelvilla in beaux-artsstijl op de hoek van de Acacialaan en de Della Faillelaan uit 1926, voorafgaand aan de hoger vermelde cottagevilla, vond geen doorgang.
Qua typologie en plattegrond is de "Résidence du Nouveau Parc" nauw verwant met een appartementsgebouw in sobere art-decostijl, dat Gerard De Ridder in 1925 in opdracht van baron Robert de Kerchove d’Exaerde tot stand bracht op de Jan Van Rijswijcklaan. Beide complexen behoren tot de vroege voorbeelden van luxe-flatgebouwen naar Parijs model in Antwerpen, waar het appartement als woonvorm pas midden jaren 1930 zijn doorbraak zou kennen. Niet bekend is of de "Résidence du Nouveau Parc" oorspronkelijk uit koopwoningen in mede-eigendom, dan wel uit huurwoningen bestond.
De "Résidence du Nouveau Parc" omvat vijf bouwlagen en een pseudo-mansarde (leien), met een totale gevelbreedte van twaalf ongelijke traveeën. Opgetrokken met een structuur uit gewapend beton, heeft het nagenoeg onversierde gevelfront een parement uit witte natuursteen, met tussen de oplopende vensteromlijstingen ingewerkte stroken baksteenmetselwerk. Volkomen symmetrisch opgebouwd volgens spiegelbeeldschema, weerspiegelt de gevelcompositie de achterliggende plattegrond. Verticaal ligt de klemtoon op de vier zij- en middenrisalieten die de salons aangeven, gemarkeerd door oplopende driezijdige erkers en een grote dakvensters met klauwstukken en fronton. Horizontaal wordt het gevelfront op klassieke wijze geleed in een sokkel met schijnvoegen en de centrale koetspoort, en een bovenbouw belijnd door de kroonlijst. De vierde verdieping onderscheidt zich daarbij in geringe mate als een soort attiek. Verder is het decor beperkt tot de kolossale, Ionische middenpilaster, en vlakke panelen op de borstweringen. Bewaard zijn de sierlijk gesmede ijzeren inkomdeuren, de koetspoort en het voortuinhek; het vensterschrijnwerk werd vernieuwd.
De gekoppelde appartementsgebouwen zijn volkomen identiek, elk opgetrokken op een T-vormige plattegrond, en georganiseerd rond het trappenhuis met lift en de diensttrap met 'monte charge', die aan beide zijden van een lichtschacht centraal in het gebouw zijn ingeplant. Ook de twee appartementen per verdieping hebben in principe eenzelfde indeling, gespiegeld ten opzichte van elkaar. De bouwplannen wijzen - wellicht facultatief - de mogelijkheid uit, één slaapkamer van het ene appartement geheel of gedeeltelijk in het andere te incorporeren, of in twee op te splitsen. In de voorbouw biedt de hal met vestiaire toegang tot een ruime, L-vormige suite van salon, fumoir en eetkamer met balkon. De langgerekte achterbouw, ontsloten door een lange gang, omvat achtereenvolgens de office, de keuken met terras, de badkamer en in principe twee grote slaapkamers waarvan één met balkon. Meidenkamers maken geen deel uit van de appartementen, maar zijn gegroepeerd boven de garages. Gelijkvloers boeten de flats aan ruimte in vanwege de inkomhal, de conciërgeloge en de gemeenschappelijke koetspoort.
Achteraan op het perceel bevindt zich een langgerekt bakstenen bijgebouw van twee bouwlagen onder plat dak, dat volgens de bouwplannen ruimte bood aan acht garages, zowel individueel als gemeenschappelijk, de conciërgewoning, en op de verdieping een tiental kamers voor personeel - chauffeurs of meiden. Vandaag verbouwd tot kantoren, is de oorspronkelijke glazen luifel verdwenen. Het rechter risaliet - herkenbaar aan de gedichte rondboog en de oculus - en de aansluitende traveeën, zijn het geïncorporeerde deel van het koetshuis van het landgoed "Cleveland", meer bepaald de uitbreiding naar ontwerp van Joseph Hertogs uit 1919.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De lift in het trappenhuis werd in 1933 in een open schacht geïnstalleerd door de Antwerpse liftenbouwer Daelemans. Deze elektrische lift voor vier personen (nominale last 320 kg) ontsluit zeven niveaus. De schachtschermen bestaan uit met gaas ingevuld metalen smeedwerk. Op de bordessen zijn de originele vouwdeuren verwerkt in een glazen deur. De geelkoperen oproepknoppen bij de stopplaatsen zijn identiek en origineel, net als de koperen bedieningsknoppen in de houten liftkooi. De oorspronkelijke kooideur, een vouwdeur, is vervangen door een elektronisch gordijn.
Is deel van
Eglantierlaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Résidence du Nouveau Parc [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215139 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.