erfgoedobject

Geheel van drie burgerhuizen in beaux-artsstijl

bouwkundig element
ID
215147
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215147

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek en context

Geheel van drie burgerhuizen in beaux-artsstijl naar een ontwerp door de architect Willie Pijl uit 1911 (gevelinscriptie). Opdrachtgever was Jacob Pijl (°Alblasserdam, 1856), kassier van beroep en de vader van de architect. Deze had zich in 1880 vanuit Rotterdam te Antwerpen gevestigd, en huwde er in 1884 met Eugénie Lauff-Wagener (°Sint-Jans-Molenbeek, 1866). Zij was de adoptiefdochter van dominee Johan Hendrik Christiaan Wagener (°Tull en het Waal, 1826), bedienaar van de Prostestante kerk in de Lange Winkelstraat, en langs moederskant een adoptiefkleindochter van de industrieel uit Temse William James Wilford (Brompton, 1803-Temse, 1868). Jacob Pijl en Eugénie Lauff-Wagener kregen twee zonen en drie dochters geboren te Antwerpen en Berchem tussen 1885 en 1896, waarvan Willie de oudste was. Het vastgoedproject omvatte de eigen woning van Jacob Pijl (middenpand) op nummer 41, geflankeerd door twee huurhuizen op nummers 39 en 43. Willie Pijl nam na de voltooiing zelf zijn domicilie in het middenpand, waarvan de bovenste verdieping als 'studio' was ingericht. Voor zijn oom en tante, het echtpaar Joannes Mulder-Pijl, ontwierp de architect op het aanpalende perceel nog een vierde woning, die gelijktijdig werd opgetrokken.

Het ensemble behoort tot de allereerste realisaties van de destijds 25-jarige Willie Pijl, die na een verblijf in het buitenland, aan het begin stond van zijn zelfstandige loopbaan. Vóór de Eerste Wereldoorlog ontwierp hij in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" nog de villa Wargenau in de Hagedoornlaan, de meergezinswoning Janssens als vijfde pand in de Eglantierlaan, en de verdwenen villa Honigmann in de Della Faillelaan. Actief in Antwerpen tot begin jaren 1940, legde Pijl zich tijdens het interbellum vooral toe op het vrijstaande landhuis voor de burgerij. Waar het beginwerk laveert tussen art nouveau, beaux-arts en cottagestijl, vertoont zijn oeuvre uit de jaren 1920 de kenmerken van een klassiek geïnspireerde art-decostijl. Vanaf de jaren 1930 ontwikkelt de architect een eigentijds baksteenmodernisme, herkenbaar aan de strakke volumewerking.

Architectuur

Gekoppeld volgens repeterend schema, en met een gevelbreedte van elk drie traveeën, tellen de rijwoningen drie bouwlagen onder een mansardedak. De sobere lijstgevels zijn opgetrokken uit baksteenmetselwerk in kruisverband, oorspronkelijk met rood opgehoogde knipvoegen. Natuursteen (Euville en Savonnière) is gebruikt voor de geblokte, sokkelvormende pui, dorpels, vensterentablementen en -monelen. Nadrukkelijk horizontaal geleed door pui- en waterlijsten, afgewerkt met een klassiek hoofdgestel, en asymmetrisch van opzet, legt de compositie telkens de klemtoon op de brede zijtravee. Deze wordt gemarkeerd door een houten bow-window op de bel-etage, en hogerop door een drielicht met smeedijzeren balkon. Waar de topgeleding van het middenpand als attiek is uitgewerkt, met een atelierraam tussen bewerkte postamenten, hebben de zijpanden een klassieke mansarde waarin dakkapellen met klauwstukken en een gebogen fronton. Het sobere geveldecor - consoles, sluitstenen, entablementen - is net als het smeedwerk ontleend aan de Lodewijk XVI-stijl, herkenbaar aan typisch drop- en stafwerk. Het portaal en de attiek van het middenpand onderscheiden zich door medaillons met strik en guirlandes. Evenals de smeedijzeren inkomdeuren en voetschrapers, is het houten vensterschrijnwerk bewaard. De oorspronkelijk uniforme kleurstelling van het schrijn- en smeedwerk - wit voor bow-windows, kroonlijst en dakkapellen, donkergroen voor de raamvleugels, wit voor de kleine roeden en stopverf, zwart voor deuren en borstweringen – werd per pand gewijzigd; ook verdwenen is de smeedijzeren borstwering van het atelierraam.

Volgens de bouwplannen beantwoordt de plattegrond van de drie burgerhuizen aan de typologie van de bel-etagewoning. Quasi identiek van opzet, wijkt het middenpand slechts van de zijpanden af wat de indeling van de hoogste twee bouwlagen betreft. De lage begane grond biedt ruimte aan de inkom- en traphal met bovenlicht, de vestiaire, spreekkamer, keuken en het washuis. Een doorlopende suite van woonkamer, salon, veranda en overdekt terras vormt de bel-etage, waarvan de office is uitgerust met een keukenlift. Op de tweede verdieping bevinden zich twee tot drie slaapkamers en de badkamer. Waar de mansarde van de zijpanden drie overige kamers herbergt, is deze van het middenpand ontworpen als 'studio' of atelier ten behoeve van Willie Pijl zelf.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 238#425; vreemdelingendossier 481#45202.
  • DE VOS-VAN KLEEF D. 1913: Huizen in en rond de stad, De Bouwgids 5.1, 3-7.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Geheel van drie burgerhuizen in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215147 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.