Historiek en context
Burgerhuis in beaux-artsstijl naar een ontwerp door de architect Willie Pijl uit 1911 (gevelinscriptie). Opdrachtgever was 'peintre-décorateur' en schildersbaas Joannes Mulder (Vriezeveen, 1860-Antwerpen, 1932),die zich in 1884 vanuit zijn geboorteplaats te Antwerpen gevestigd had. Hij huwde er in 1889 met Lizetta Cornelia Walder (°Woensdrecht, 1854), en kreeg een zoon en drie dochters geboren tussen 1886 en 1895. Weduwnaar geworden, hertrouwde Joannes Mulder in 1900 te Antwerpen met Elzina Wilhelmina Pijl (Alblasserdam, 1860-?, 1930), de tante van Willie Pijl. Gelijktijdig realiseerde de architect op het aanpalende perceel een ensemble van drie burgerhuizen in opdracht van zijn vader Jacob Pijl, broer van Elzina Wilhelmina Mulder-Pijl.
De woning Mulder-Pijl behoort met het woningensemble van Jacob Pijl tot de allereerste realisaties van de destijds 25-jarige Willie Pijl, die na een verblijf in het buitenland, aan het begin stond van zijn zelfstandige loopbaan. Vóór de Eerste Wereldoorlog ontwierp hij in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" nog de villa Wargenau in de Hagedoornlaan, de meergezinswoning Janssens als vijfde pand in de Eglantierlaan, en de verdwenen villa Honigmann in de Della Faillelaan. Actief in Antwerpen tot zijn overlijden in 1945, legde Pijl zich tijdens het interbellum vooral toe op het vrijstaande landhuis voor de burgerij. Waar het beginwerk laveert tussen art nouveau, beaux-arts en cottagestijl, vertoont zijn oeuvre uit de jaren 1920 de kenmerken van een klassiek geïnspireerde art-decostijl. Vanaf de jaren 1930 ontwikkelt de architect een eigentijds baksteenmodernisme, herkenbaar aan de strakke volumewerking.
Architectuur
Met een gevelbreedte van drie traveeën, telt de rijwoning drie bouwlagen onder een zadeldak. De lijstgevel is opgetrokken uit baksteenmetselwerk in kruisverband, verwerkt met natuursteen voor speklagen, dorpels, waterlijsten en venstermonelen, op een arduinen plint. Horizontaal geleed door de puilijst en het klassieke hoofdgestel, en asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op de brede zijtravee. Deze wordt gemarkeerd door drielichten, met een smeedijzeren balkon op de bel-etage. Net als het smeedwerk is het sobere geveldecor, met name de opvallende rocailleconsole van het balkon, ontleend aan de régencestijl. Sgraffitofriezen in grisaille, respectievelijk met wapenschilden en metopen, sieren de borstwering van de tweede verdieping en het hoofdgestel. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters, met kleine roeden in het bovenlicht, is bewaard.
Volgens de bouwplannen beantwoordt de plattegrond aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een voorbouw en een smalle achterbouw in entresol bestaat. Op de begane grond wordt de enfilade van eetkamer, salon, veranda en overdekt terras, geflankeerd door de inkom- en traphal met vestiaire en de keuken. De eerste verdieping omvat twee slaapkamers en de badkamer, de tweede verdieping drie overige kamers.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 238#424; vreemdelingendossier 481#53976.