Twee gekoppelde burgerhuizen of meergezinswoningen in art-nouveaustijl, gebouwd in opdracht van Th. Jacobs, 'constructeur' van beroep, naar een ontwerp door de architect Cornelius Sol uit 1913. Door het ontbreken van de bouwplannen in het bouwdossier, kan niet worden vastgesteld, of het klassieke burgerhuizen dan wel een meergezinswoningen betreft, het type dat in dit gedeelte van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" het overwicht van de bebouwing uitmaakt.
Het complex behoort tot het vroegste oeuvre van Cornelius Sol, Nederlander van afkomst, die zich na zijn studies aan de Antwerpse Academie, omstreeks 1910 als zelfstandig architect had gevestigd te Lier. Het linker pand is overigens sterk verwant met de eigen architectenwoning die Sol daar kort voordien op de Antwerpsesteenweg had laten bouwen, vermoedelijk geïnspireerd op de Nederlandse art nouveau en het werk van H.P. Berlage. Eenzelfde ingehouden vormentaal paste hij vervolgens ook toe in zijn eerste wederopbouwprojecten in Lier, zoals de woning Stevens op het Leopoldplein, naast historiserende reconstructies. Tijdens het interbellum, waarin hij een vijftal jaar geassocieerd was met de architect Raymond Ceurvorst, evolueerde zijn architectuur van een zakelijke art deco, met onder meer invloeden van Frank Lloyd Wright, naar een meer uitgesproken modernistisch idioom.
Met een gevelbreedte van elk drie traveeën, tellen beide rijhuizen drie bouwlagen onder een zadeldak (pannen). De sobere lijstgevels hebben een verzorgd parement uit roomkleurig baksteenmetselwerk in kruisverband, met gebruik van arduin voor de plint, en vandaag witgeschilderde natuursteen voor structurele onderdelen als balkons, dorpels, monelen, lateien, imposten, hoekblokken en dekstenen. Volgens spiegelbeeld gekoppeld, asymmetrisch van opzet en geleed door de puilijst, beantwoorden beide lijstgevels aan een gelijkaardig compositieschema, met varianten in de detailuitvoering. De klemtoon ligt telkens op het brede zijrisaliet met drielichten, dat respectievelijk wordt gemarkeerd door een rondbooglisene met balkons of een bow-window, en boven de kroonlijst doorgetrokken in een manke tuitgevel of een klimmend dakvenster. Kenmerkend is de gevarieerde boogvorm van de muuropeningen, grotendeels met bewaard houten schrijnwerk. De sierlijke smeedijzeren balkonborstweringen vertonen een organisch art-nouveaupatroon; het linker pand heeft een fraaie art-nouveau-inkomdeur.
De gespiegelde plattegrond van beide woningen beantwoordt aan het klassieke type rijhuis, dat uit een voorbouw en een smalle achterbouw in entresol bestaat. Daarbij wordt op de begane grond, de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda met bovenlicht, geflankeerd door de inkom- en traphal en de keuken. In het bouwdossier ontbreken de bouwplannen.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 238#567.