Burgerhuis met achterliggend koetshuis in eclectische stijl met neo-Vlaamserenaissance-inslag, gebouwd in opdracht van de heer J. Sioen naar een ontwerp door Charles De Roeck uit 1900. Het complex is representatief voor het oeuvre van de architect omstreeks de eeuwwisseling, gekenmerkt door een veeleer conventioneel karakter. Hij was actief vanaf omstreeks 1880 tot midden jaren 1920, met name in zijn woonplaats Berchem.

De rijwoning met een gevelbreedte van vier traveeën omvat twee bouwlagen onder een zadeldak (pannen). De lijstgevel heeft een verzorgd parement met een opvallende polychromie uit geel baksteenmetselwerk in kruisverband, decoratief verwerkt met contrasterend rode en blauw geglazuurde baksteen voor de ontlastingsbogen, de medaillons en mozaïeken van penanten en borstweringen, en de fries van het hoofdgestel. Voor het lijstwerk, de speklagen, sluitstenen, typische diamantkoppen en de architraaf is gebruik gemaakt van witte natuursteen, voor de plint en lekdrempels van blauwe hardsteen. De opstand met regelmatige registers van rechthoekige muuropeningen, wordt nadrukkelijk horizontaal geleed door de puilijst en het klassieke hoofdgestel met een houten kroonlijst op klossen en tandlijst. Een rechthoekige houten erker met typische wortelmotieven, op natuurstenen voluutconsoles met rankwerk, legt de klemtoon op de centrale inkomtravee, geflankeerd door een koetspoort met ijzeren latei. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur, koetspoort en vensters is bewaard.

Het koetshuis vormt een langgerekte constructie van één bouwlaag en drie traveeën onder een zadeldak. Opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk is gebruik gemaakt van contrasterend zwarte baksteen voor ontlastingsbogen, speklagen, een tandlijst en de omtrek van de fries. Deze laatste is decoratief uitgevoerd in baksteenmozaïek met reliëf. De compositie legt de klemtoon op het middenrisaliet met puntgevel, waarin de staldeur en een rondbogig laadluik, geflankeerd door twee getoogde koetspoorten. Het schrijnwerk is vernieuwd.