is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Appartementsgebouwen Cyclops, Vulcan en Titan
Deze vaststelling is geldig sinds
Complex van drie appartementsgebouw in art-decostijl naar een ontwerp door de architect Alfons Francken (gevelstenen), voor eigen rekening opgetrokken door de aannemers-vennoten Jacques Van Riel (Antwerpen, 1880-1944) en Ed. Ceurvorst. Waar het complex in 1921 als één geheel werd ontwerpen, kwamen de gebouwen een na een tot stand, te beginnen met "Cyclops" in 1921, gevolgd door "Titan" in 1922 en ten slotte "Vulcan" in 1923. In 1926 onderging het pas voltooide complex nog enkele kleine aanpassingen zoals het vergroten van een garage, het aanbrengen van windschermen op de terrassen, of het wijzigen van de indeling van de bergplaatsen. Het bouwbedrijf J. Van Riel & Ed. Ceurvorst was actief van 1916 tot 1924, in opvolging van J. Van Riel, Peeters & C° dat al minstens sinds 1905 opereerde. Gevestigd in de nabije Marialei en aannemer van openbare en particuliere bouwwerken, was de firma concessionaris van het Franse Bétons Armés Hennebique. Het bedrijf beschikte over een mechanische schrijnwerkerij, een meubelmakerij en een ijzersmederij, en was producent van assemortel. Het ging in 1925 over in de Entreprises Générales de Construction Van Riel & Van den Bergh, decennialang een van de belangrijkste bouwbedrijven in Antwerpen, dat in 1998 op zijn beurt werd overgenomen door Bouygues Belgium Construct. Van Riel en Ceurvorst maakten eerder gebruik van de gronden in de Helenalei voor de opslag van bouwmaterialen, waartoe in 1918 een voorlopige houten loods was opgericht.
Waar Ed. Ceurvorst als bouwheer van "Cyclops" en "Vulcan"optrad, was de bouw van “Titan” voor rekening van zijn vennoot Jacques Van Riel, die in 1926 ook nog het appartementsgebouw "Goliath" rechts aan het geheel toevoegde. Het geplande pendant van dit laatste gebouw, waarvoor Ceurvorst over een perceel grond beschikte links van het complex, werd nooit gerealiseerd. Bedoeld als vastgoedinvestering, omvat het complex "Cyclops", "Vulcan" en "Titan" in totaal 48 appartementen van hoge standing, oorspronkelijk bestemd voor verhuur. In 1920 had het bouwbedrijf J. Van Riel & Ed. Ceurvorst aan de overzijde van de Helenalei al het appartementsgebouw "Philea" opgericht, eveneens een ontwerp van Alfons Francken, dat als eerste hoogbouw in Antwerpen geldt. Beide bouwprojecten stootten op verzet van het stadsbestuur wegens overtreding van de toegestane bouwhoogte, maar konden uiteindelijk toch worden opgetrokken zoals gepland. Met zijn negen bouwlagen, nog één meer dan "Philea", was het complex "Cyclops", "Vulcan" en "Titan" tot de bouw van de Boerentoren een van de hoogste woongebouwen van Antwerpen. Het werd in dat opzicht slechts geëvenaard door het statige beaux-arts-'immeuble’ van de Société Belge Immobilière op de Meir, een ontwerp van architect Camille Janssens uit 1925, en de art-decobuilding "Résidence Isabelle" op de hoek van de Lange Leemstraat en de Isabellalei, een ontwerp van architect Paul Dries uit 1928.
In Antwerpen actief als architect vanaf 1906, werd de loopbaan van Alfons Francken onderbroken door de Eerste Wereldoorlog, die hij als krijgsgevangene in Duitsland doormaakte. Vroeg in het interbellum liet hij zich opmerken met de naar verluidt eerste hoogbouw in Antwerpen, het hoger vermelde appartementsgebouw "Philea" in de Helenalei uit 1920, en met het vandaag verdwenen "Magazijn Nieuwland" op de hoek van de Lange en de Korte Brilstraat uit 1921, een eigentijds rationele constructie uit gewapend beton van het Hennebique-type. Uit deze periode dateert ook zijn lidmaatschap van de Kring voor Moderne Kunst, en de oprichting van het architectuurtijdschrift Bouwkunde dat slechts een kortstondig bestaan kende. Met het complex "Cyclops", "Vulcan" en "Titan", zijn belangrijkste realisatie tot dan, verwierf Alfons Francken een internationale reputatie als vooraanstaand vertegenwoordiger van de Belgische avant-garde. Na binnenlandse artikels in De Bouwgids, Bouwkunde en Savoir et Beauté, publiceerde Bauhaus-architect Hannes Meyer het complex in 1925 in het themanummer van het Zwitserse architectuurtijdschrift Das Werk gewijd aan de recente Belgische architectuur. Hij werd in 1927 gevolgd door de Nederlandse publicist J.G. Wattjes, en in 1930 door Maurice Casteels, die het opnamen in hun overzichtswerken van de eigentijdse Europese architectuur. Het belang van de 'etagewoningen' of hoogbouwappartementen van Alfons Francken in de Helenalei, die in Antwerpen tot de vroegste uit het interbellum behoren, berust vooral op het vernieuwende karakter van de flattypologie, het planconcept en de constructiewijze. De gevelarchitectuur daarentegen is nog veeleer behoudend, aanleunend bij de zakelijke art deco naar Nederlands model. Pas met de woonblokken van de huisvestingsmaatschappij Onze Woning op het Stuivenbergplein en de Geelhandplaats, en het vakbondsgebouw van de Algemeene Centrale van Bouw-, Ameublementwerkers en Gemengde Vakken in de Van Arteveldestraat, evolueerde de architect omstreeks 1930 naar het pragmatische modernisme dat zijn latere oeuvre zou kenmerken. Een wankele gezondheid dwong Francken zijn beroepsactiviteiten kort na de Tweede Wereldoorlog te beëindigen.
Het complex vormt een symmetrisch geheel van drie appartementsgebouwen, elk 15 m breed en in totaal negen bouwlagen hoog. De uiterste blokken "Cyclops" en "Titan" hebben een plattegrond in de vorm van een langgerekte T, daar waar de plattegrond van het tussenliggende "Vulcan" compact en rechthoekig van vorm is. Door deze inplanting, die in de eerste plaats tot doel had de bijna 25 m diepe achterbouw van voldoende lucht en licht te voorzien, ontstond een gemeenschappelijke binnentuin met volgens plan zelfs ruimte voor een tennisveld en een kinderhofje. Dit principe van open inplanting werd voor het gehele complex gegarandeerd, door ook aan het aanpalende appartementsgebouw "Goliath" en zijn nooit gebouwde pendant slechts een geringe bouwdiepte te geven. De hoge standing van de flats gebood immers elke vergelijking met huurkazernes en hun kwalijke reputatie van benepen binnenkoeren te ontkrachten.
Waar de structuur van de gebouwen uit een combinatie van gewapend beton type Hennebique en massief dragend metselwerk bestaat, is het gevelfront opgetrokken uit rode baksteen type klinkaard, verwerkt in kruisverband en rollagen, platvol gevoegd met baguette. Een parement uit witte natuursteen (Morley) onderscheidt de pui van de bovenbouw; natuurleien zijn gebruikt als bekleding van de pseudo-mansarde. Voor de meer dan 500 deuren en vensters werd een gestandaardiseerd type schrijnwerk toegepast. In overeenstemming met de inplanting en samenstelling van het complex, is de compositie van het gevelfront duidelijk gearticuleerd opgebouwd uit een middenpand en twee flankerende zijpanden. Detailvarianten in de opstand van deze laatste vermijden daarbij een al te strakke symmetrie. Horizontaal beantwoordt de opstand aan de klassieke opdeling in drie registers: de pui, het 'schoon verdiep' en de vier typeverdiepingen, en een dubbel mansardeniveau met als bekroning een blinde attiek die de terugwijkende dakverdieping aan het zicht onttrekt. Zichtbare balkenlagen en geprononceerde kroonlijsten versterken de horizontale gelaagdheid, die in evenwicht wordt gehouden door het nadrukkelijk verticale ritme van de vensterordonnantie. Het middenpand onderscheid zich door een breed middenrisaliet over de volledige hoogte van de gevel, daar waar beide zijpanden worden gemarkeerd door oplopende driezijdige erkers. Deze laatste zijn doorgetrokken tot in de pseudo-mansarde in het linker gebouw, maar beperkt tot de eerste vier verdiepingen in het rechter gebouw, dat dan weer wordt getypeerd door een centraal dakvenster met driehoekig fronton. Op de erkers na bestaat de vensterordonnantie uit twee- en vierlichten, vervat in een structuur van lisenen, en met kepervormig of driezijdig uitspringende borstweringen in simili-natuursteen als plastisch accent. Het brede middenportaal is telkens opgevat als loggia met gelede dagkanten. Fraaie details in de pui zijn de huisnamen "Cyclops", "Vulcan" en "Titan" uitgevoerd in losse metalen letters van een eigentijdse typografie, en het logo van de architect op het middenpand. In tegenstelling tot de bewaarde inkomdeuren met fraaie messing klinken en het metalen vensterschrijnwerk met kleine roeden van de pui, is het houten schrijnwerk van de bovenvensters, oorspronkelijk in een donkere kleurstelling, in overgrote mate vernieuwd. Behouden bleef de voortuinafsluiting in baksteenmetselwerk met een ijzeren buishek op kogelsteunen.
De plattegrond van de appartementsgebouwen groepeert telkens twee appartementen in spiegelbeeld per verdieping, rond de centrale traphal met lift en bovenlicht. Waar de begane grond onder meer ruimte biedt aan de conciërgewoning met loge en wachtplaats, een fietsenberging en een meterruimte, beschikt elk appartement ondergronds over een voorraad- en een kolenkelder. De bouwplannen van de grotere zijpanden "Cyclops" en "Titan", die als enige ook met een diensttrap zijn uitgerust, voorzien gelijkvloers kantoor-, archiefruimte of bergplaatsen in de achterbouw. De flats, het grote type in de zijpanden langgerekt van plattegrond, het kleine type in het middenpand "Vulcan" compact van organisatie, zijn veeleer conventioneel van opzet. Met uitzondering van de dakkappartementen bestaat de woonruimte in beide types uit een enfilade van salon, eetkamer, veranda en terras, de gebruikelijke indeling van het burgerhuis gericht op een welstellend bewonersprofiel. Het grote type appartement bestaat verder uit een extra spreekkamer aan de straatzijde, en verbonden door een lange gang in de achterbouw de keuken, drie slaapkamers en de badkamer. In het kleine type appartement vormt de plattegrond twee parallelle zones: de woonsuite zoals hoger omschreven enerzijds, en de slaapkamer, badkamer en keuken anderzijds. Tot de uitrusting van het complex behoorden warm en koud stromend water, gas, centrale verwarming op stoom, en een stortkoker voor huisvuil.
Sober van materiaalgebruik afgezien van de vloer in dambordpatroon en de trap in Comblanchien, berustte de aankleding van de vestibule en traphal op een opmerkelijke, vandaag verdwenen kleurstelling volgens geometrisch patroon. De witte, groene, paarse en zwarte banden van de wanden, contrasteerden met blauwe, paarse, zwarte en gele vierkanten op de zoldering. Deuren waren blauw gelakt binnen rode kozijnen, de trapleuning kleurde geel en zwart, de geïntegreerde zitbanken in de wachtplaats van de conciërgeloge zwart en rood. Op de overloop van het ‘schoon verdiep’ in "Cyclops" en "Titan" prijkt(e) een suite van vijf constructivistische wandpanelen.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De personenlift in een open schacht in de centrale traphal werd in 1923 door de Antwerpse constructeur Daelemans gebouwd. Deze lift voor vier personen (nominale last 320 kg) ontsluit de negen bouwlagen van het appartementsgebouw. Bijna twee meter hoge houten panelen, ingevuld met fijnmazig metalen traliewerk schermen de open liftschacht af. De bordesdeuren op de negen niveaus zijn stalen vouwdeuren. Vlakbij bevindt zich een koperen oproepknop. De liftkooi bestaat uit een houten vloer en houten paneelwanden met ruiten. Een metalen wangewelf met centraal lichtvenster dekt de kooi af. Een naamplaatje op het kooigewelf vermeldt als constructeur ‘Ascenseurs Montés Charges Daelemans’. In de machinekamer is de originele aandrijving bewaard. Een stalen vouwdeur sluit de liftkooi af.
Is deel van
Helenalei
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Appartementsgebouwen Cyclops, Vulcan en Titan [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215224 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.