is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Villa in cottagestijl
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Villa in cottagestijl
Deze vaststelling was geldig van tot
Villa in cottagestijl op de hoek van Vijverlaan en Sorbenlaan, gebouwd in opdracht van Maria Regina Goemans-Rigole, naar een ontwerp door de architecten Léopold De Coninck en Maurice Potié uit 1928.
Maria Regina Goemans-Rigole (Sint-Jans-Molenbeek, 1882-Wilrijk, 1954), was een dochter van de graanmakelaar Henri Joseph Rigole (Kortrijk, 1849-Edegem, 1920). Zij huwde op 12 januari 1907 te Edegem met de kleermaker Gustave Petrus Maria Goemans (°Antwerpen, 1879), ouders van één dochter Anna Goemans (°Antwerpen, 1909). In 1921 had het echtpaar Goemans-Rigole door De Coninck en Potié al een eerste cottagevilla laten optrekken op de hoek van Vijverlaan en Della Faillelaan even hogerop. Het architectenbureau verbouwde in 1922 ook het winkelpand van Gustave Goemans-Rigole in de Lange Nieuwstraat 7 te Antwerpen. Maria Regina Goemans-Rigole engageerde De Coninck en Potié in 1925 uit eigen naam voor de bouw van een burgerhuis en meergezinswoning in cottagestijl aan de Grotesteenweg 461 en Lysenstraat 2 in Berchem, en in 1935 voor de bouw van een meergezinswoning in art-decostijl op het hoekperceel Grotesteenweg 457 en Lysenstraat. Gelijktijdig met dit laatste bouwproject liet Gustave Goemans-Rigole door de architect Paul Smekens een modernistische meergezinswoning optrekken op de hoek van Vlaamsekunstlaan en Volhardingstraat in Antwerpen.
Opvallend is de parallel met de bouwprojecten van de jongere zus van Maria Regina Goemans-Rigole, Henriette De Decker-Rigole (Antwerpen, 1887-Zoersel, 1986), die in 1928 De Coninck en Potié engageerde voor de bouw van een burgerhuis in beaux-artsstijl, en in 1935 Smekens voor een modernistische meergezinswoning, beide aan de Grotesteenweg in Berchem.
De tweede villa Goemans-Rigole is een representatief voorbeeld van de landhuisbouw door Léopold De Coninck en Maurice Potié, die tijdens de jaren 1920 van dit type cottagevilla hun handelsmerk maakten. Opgericht in 1909, was het succesvolle architectenbureau drie decennia lang actief tot 1937. Potié zette de praktijk vervolgens minstens tot begin jaren 1950 onder eigen naam verder. Zowel tijdens de beginjaren als het interbellum liet het bureau zich in strikt stedelijke context opmerken met een architectuur in Frans geïnspireerde neorégencestijl, ontleend aan de klassieke beaux-artstraditie. Haast even exclusief was de voorkeur voor de pittoreske 'Old English'-stijl, geïnspireerd op de traditionele Engelse architectuur uit de 16de eeuw, in de landhuisontwerpen van het bureau bestemd voor residentiële verkavelingen. Hun eerste reeks cottagevilla's, waaronder de eigen woning van De Coninck, kwam al vóór de Eerste Wereldoorlog tot stand in de wijk van de Lourdesgrot in Edegem. Met in totaal een veertigtal woningen, drukten De Coninck en Potié tijdens de jaren 1920 hun stempel op de vroege ontwikkeling van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt". Na hun eerste cottage aan de Hagedoornlaan in 1920, bouwde het bureau het jaar daarop negen woningen van hetzelfde standaardtype voor de bouwmaatschappij "Voorspoed" aan de Acacialaan. De meest voorname cottagevilla's kwamen vervolgens tot stand aan de Della Faillelaan, waar een opmerkelijke reeks van een tiental van dergelijke landhuizen het straatbeeld bepaalt.
Typische kenmerken van de cottagearchitectuur door De Coninck en Potié zijn de materiaalpolychromie van bak- en natuursteen in combinatie met houtbouw, het door elkaar toepassen van stijl- en regelwerk, ruwe beraping, decoratieve metselverbanden en leien schaliën, het plastische karakter van de informele, ogenschijnlijk organisch gegroeide volumes met complexe dakconstructies, aangevuld door levendige details als luifels, bow-windows, erkers, dakkapellen en schoorstenen. Daarbij zijn meerdere types plattegronden te onderscheiden, van de bescheiden burgercottage tot de standingvolle villa voor de gegoede klasse, met als constante de dominante inplanting van de ruim bemeten traphal in de kern van de woning. Behorend tot het type van gemiddelde oppervlakte en standing, onderscheidt de tweede villa Goemans-Rigole zich binnen de productie van het architectenbureau in de Nieuw-Parkwijk “Den Brandt”, door een in deze periode weinig courant rieten dak.
Vrijstaand ingeplant in de breedte van het perceel, op een quasi rechthoekige plattegrond van vijf bij drie traveeën, omvat de villa twee bouwlagen onder een complex, overkragend schilddak met dubbele rij dakkapellen. De constructie bestaat uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband (klampsteen), met schaars gebruik van witte natuursteen in de plint en het portaal, houtbouw in combinatie met bepleistering voor de bovenbouw, en riet als dakbedekking. Asymmetrisch van opzet, beantwoorden opbouw en volumetrie van de villa aan het pittoreske streven van dit type landhuisbouw. Naast de dominante dakconstructie en de hoog oprijzende schoorstenen, wordt het karakter vooral bepaald door het getande profiel van het gevelfront, met een sterk geprononceerd rechter zijrisaliet. Het vooruitspringende middenportaal heeft een overkragende bovenbouw op korbelen, afgewerkt met houten beschieting, en bekroond door twee gesuperposeerde, met riet afgedekte dakkapellen. Gevelpartijen in houten stijl- en regelwerk markeren de zijtraveeën, links uitgewerkt als een oplopende, rechthoekige erker, en rechts als een overkragende geveltop op korbelen. Typische details zijn de waterlijsten en lekdrempels uit baksteentegels, de vensterluiken, de rondbogige garagepoort en de conische steunbeer op de hoek. Een risaliet met schoorsteen geeft in de noordelijke zijgevel de 'inglenook' van de ‘hall’ aan; het overdekte terras met brede rondbogen beschermd door de aflopende bedaking bepaalt de tuingevel. Het houten schrijnwerk met ijzerbeslag van de inkomdeur en garagepoort is bewaard, evenals dat van de vensters met kleine roeden of loodglas. Ook het smeedijzeren voortuinhek is oorspronkelijk; het paviljoen met rieten dak bij het zwembad in de tuin is dan weer van recente datum.
Volgens de bouwplannen is de plattegrond georganiseerd rond de’ hall’ met open trap en haard in de typische vorm van een 'inglenook', die de volledige noordflank van de begane grond beslaat, met grote raampartijen op het westen en oosten. Hierbij sluiten ten westen de vestibule met vestiaire aan, en ten oosten en zuiden het overdekte terras en de eetkamer. Deze laatste staat via de office in verbinding met de keuken aan straatzijde, die wordt geflankeerd door de inpandige garage. Rondom de overloop bevinden zich op de bovenverdieping drie slaapkamers, een zit- of werkkamertje in de erker, en de badkamer. Het dakniveau herbergt twee mansardes.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)