Dit grote art-deco-appartementsgebouw werd ontworpen in 1923 door architect Adolphe Van Coppernolle voor O. Philippart, wonende in de Anneessensstraat 11. Voor de realisatie van het pand, liet Philippart de bestaande panden afbreken. Het pand is te situeren in de bloeiperiode van de carrière van Van Coppernolle, die tijdens het interbellum talrijke grote opdrachten krijst. Daarbij kiest hij resoluut voor de art deco. Het belangrijkste werk uit zijn oeuvre is Clubhuis Claridge, dat zich eveneens in de stationsbuurt bevindt.
Het pand telt zes bouwlagen onder platte bedaking, en is in drie brede traveeën ingedeeld. Het pand heeft een monumentale voorgevel met een gecementeerd parement, waarin de per drie gekoppelde smalle vensteropeningen de gevel ritmeren. De centrale travee is met een verhoogde kroonlijst bekroond, en met een fries met ruitvormige ornamenten, die ook in de ijzeren borstweringen van de vensters terugkomen. De zijtraveeën hebben op de tweede tot vierde verdieping een halfronde, doorlopende erker, bekroond met een balkons. Het schrijnwerk is grotendeels bewaard: de deur heeft ijzerwerk waarin opnieuw het ruitvormig ornament is verwerkt; de ramen hebben gedeelde bovenlichten; guillotineramen op de begane grond.
De kelderverdieping, een keuken en opslagplaatsen bevattend, is halfondergronds, en heeft rechthoekige keldervensters in de hardstenen plint. De toegang tot de trapzaal en de lift is in de rechter travee, via een rechthoekige deuropening. Op elke bouwlaag is een ruim appartement met twee slaapkamers ondergebracht, met een gang die parallel met de voorgevel voor- en achterkamers scheidt. Aan de straatzijde telkens een spreekkamer, salon en slaapkamer. Aan de achterzijde een keuken met terras, ruime eetkamer en een kleine slaapkamer. Via de gang is ook een kleine badkamer bereikbaar.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 1923 # 15023.