Historiek en context
Appartementsgebouw in sobere art-decostijl, opgetrokken naar een ontwerp door architect François Dens uit 1931. Opdrachtgever was de vastgoedmaatschappij "ICA" met zetel in de Simonsstraat 26, waarachter vermoedelijk de Poolse diamantair Jacques (Jacob) Deutscher (°Krakau, 1897) schuilging. Deze was in 1913 vanuit zijn geboortestad naar Antwerpen geëmigreerd, samen met zijn vader diamanthandelaar Abraham Deutscher (°Krakau, 1866), zijn moeder Golda Pesche Ratz (°Krystianpol, 1870), en vijf broers en zussen geboren tussen 1894 en 1907. Hij huwde in 1923 te Antwerpen met de van oorsprong Slovaakse Cecilie Landau (°Vyšný Svidník, 1900).
Het complex dat zestien appartementen van hoge standing omvat, uitgerust voor inwonend personeel, maakt deel uit van een groep van een vijftiental hoogbouwflats, die tijdens het latere interbellum rond het Stadspark of in zijn onmiddellijke omgeving werden opgetrokken. Zij vormden de voorbode van de totale transformatie die deze residentiële wijk in de loop van de jaren 1950-1960 zou ondergaan, waarbij de ooit zo voorname heren- en burgerhuizen uit de jaren 1860-1880 op een handvol na verdwenen.
François Dens, die als architect actief was vanaf 1906 tot begin jaren 1950, ontplooide een succesvolle loopbaan in dienst van de burgerij en het bedrijfsleven. Al vanaf de vroege jaren 1920 legde hij zich toe op het grotere appartementsgebouw van hoge standing, dat in stijl evolueerde van beaux-arts, over art deco naar een zakelijk modernisme. Ontstaan begin jaren 1930, kenmerkt de "ICA"-flat zich door een ingehouden, aan de art deco ontleende vormgeving. Van exact hetzelfde type, zij het enkelvoudig, is het appartementsgebouw dat de architect eerder in 1931 op de Jan Van Rijswijcklaan ontwierp in opdracht van Norbert David Rosenfeld.
Architectuur
Het gebouw met een betonskelet als structuur, omvat een souterrain en acht bouwlagen onder een plat dak. Volkomen symmetrisch van opbouw, onderscheidt het vijf traveeën brede gevelfront zich door een vlak behandeld parement uit natuursteen, op een hardstenen plint. De compositie legt de klemtoon op de twee zijtraveeën, met over de bovenverdiepingen oplopende, driezijdige erkers. In de middenpartij met gestapelde zeslichten op de eerste vijf verdiepingen, wordt het rijzige karakter gebroken door een meer uitgesproken horizontale geleding, aangegeven door ondiepe balkons en vensternissen. Het oorspronkelijke, donker gelakte stalen schrijnwerk is voor het overgrote deel vernieuwd; hetzelfde geldt voor het middenportaal, oorspronkelijk met entablement en bovenlicht en het interieur van de inkomhal. Wel bewaard is het fijne ijzersmeedwerk van de keldertralies en borstweringen.
Opgetrokken op een T-vormige plattegrond met zijdelingse lichtschachten, omvat het gebouw twee appartementen per verdieping, ontsloten door de centrale traphal met lift. Identiek qua indeling maar met een plattegrond in spiegelbeeld, bieden de flats aan de zijde van het Stadspark ruimte aan een suite van eetkamer en salon aansluitend bij een ruime hal. De keuken en de meidenkamer in de middenzone, worden verbonden door een terras met een stortkoker voor huisvuil. In de achterbouw bevinden zich drie slaapkamers - de twee grootste met een driezijdige of overhoekse erker - en een badkamer, verbonden door een lange gang. Het souterrain herbergt vermoedelijk onder meer de conciërgewoning en de privékelders.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1931#39758; foto FOTO-OF#8388; vreemdelingendossiers 481#149979 en 481#176082.