Van de Gotegemstraat afgelegen hoevetje aan een smal pad (Buurtweg nummer 30) in het beschermde landschap "Vallei van de Molenbeek", één van de oudste en vrij gaaf bewaarde landschappen van de ruimere regio, bestaande uit een afwisseling van kouters, velden, meers- en broekgebieden, dat zeer goed zijn uitgesproken landelijk karakter heeft behouden. De vallei van de Molenbeek vormt een waardevol landschap dat beschermd werd omwille van zijn natuurwetenschappelijke, historische, cultuurhistorische en esthetische waarde.
De kleine hoeve is een mooi ongerept voorbeeld van kleinschalige landelijke bebouwing met een vrij geïsoleerde inplanting, bestaande uit een kleine en lage boerenarbeiderswoning met ertegenaan gebouwde dienstgebouwen, hoofdzakelijk daterend uit het einde van de 19de eeuw. Voor de van het pad afgekeerde erfgevels ligt een karakteristiek gekasseid erf. Ten oosten van het kleine erf is er een aanpalende hoogstamboomgaard, met meidoornhaag. Het hoevetje wordt naar verluidt een eerste maal vermeld in een verkoopakte van 1805. Op de kadastrale kaart van P.C. Popp is het ingetekend met twee kleine volumes. In het kadaster wordt een eerste mutatie geregistreerd in 1884, volgens de mutatieschets bestaande uit een woning en een apart schuurtje ten zuiden ervan, in de plaats van de oude hoevegebouwen. In 1886 worden de twee gebouwtjes met elkaar verbonden en wordt het volume van het woonhuis links uitgebreid. In 1900 tenslotte toont de mutatieschets een uitbreiding aan de achterzijde van het huis.
Het huidige L-vormig volume omvat een eenvoudig boerenhuis met aanhorigheden, links een bakhuis en rechts een stal aansluitend op een haaks ingeplant schuurtje, afgedekt door pannen zadeldaken met verspringende noklijnen. Het boerenhuis van het enkelhuistype telt vijf traveeën en één bouwlaag. De verankerde bakstenen huisgevels worden afgelijnd door een muizentand. De rechthoekige, beluikte vensters zijn voorzien van houten kruiskozijnen en lateien en arduinen lekdrempels. Een eenvoudig deurtje met houten latei bevindt zich in de uiterste rechter travee. In de naar het westen gerichte achtergevel zijn de vensters van de slaapkamer voorzien van diefijzers. Interieur: enkelhuisindeling met rechts de gang met zoldertrap en links de woonkamer, twee kleine slaapkamers, en de keuken achter de woonkamer. Bewaarde balkenlaag met kinderbalken op eenvoudige moerbalken en bevloering van grijze plavuizen, rood in de slaapkamer. Gang en woonkamer met betegelde lambrisering, afgeboord met bloemenfries in reliëf. De twee achter elkaar gelegen slaapkamers zijn toegankelijk via een deur aan weerszij van de schouw in de woonkamer.
De kleine dienstgebouwen vertonen ook onbeschilderde bakstenen gevels met eenvoudige rechthoekige staldeurtjes met houten lateien. Links bij het woonhuis aanleunend braskot met bakoven, onder iets lager zadeldak, in de zijpuntgevel met laadluik, in het kadaster geregistreerd in 1886. Rechts van het huis bevindt zich een koestal, binnenin met een troggewelf met ijzeren liggers. In de oksel van koestal en schuur, deurtje naar varkensstal, en toilet. Haaks op het huis, schuurtje van drie traveeën, met achteraanbouwsel van aardappelkelder onder mank zadeldak. Bakstenen gevel afgelijnd met baksteenlijst en voorzien van centrale rechthoekige houten poort en een staldeurtje. De achtergevel aan het pad is blind. Binnenin bewaard gebint en sporen van leembouw in de muur van de aardappelkelder.
- Kadasterarchief Oost-Vlaanderen, Mutatieschetsen Haaltert, afdeling 1, 1884/25, 1886/14, 1900/16.