Ontstaan als een steenweg in 1714, is de Binnensteenweg haar functie als drukke verbindingsweg verloren en is ze tot een lokale weg verworden, zonder de noodzakelijke verbredingen in de 20ste eeuw. Daardoor bleven langs de steenweg de twee statige platanenrijen bewaard. Deze vormen een schitterend kader voor de pittoreske, eclectische rij van acht woningen die op het einde van de Binnensteenweg tussen 1923 en 1927 werden gerealiseerd, in een bouwstijl die teruggrijpt naar de vormentaal die tussen 1900 en 1914 populair was. Het ensemble van zes woningen van 130 tot 140 werd gerealiseerd rond 1923 door de plaatselijke meubelmaker en aannemer Pieter Frans Vervliet-Kercks, die de woningen al in 1924 verder verkocht. In 1926 ontwerpt de Boechoutse bouwkundige Antoon Hertogs-Geerts een aansluitende woning (128) in sterk gelijkende stijl. De rij wordt in 1927 vervolledigd met een achtste woning (126), opnieuw door Vervliet.
De acht burgerwoningen zijn in een aansluitende rij gebouwd, met telkens een voortuintje. De burgerhuizen tellen allemaal drie traveeën en twee bouwlagen. De eerste twee woningen in de rij (138-140) hebben een puntgevel, onder een haaks op de straat geplaatst zadeldak. De andere woningen hebben zadeldaken, met doorlopende nok. Alle woningen werden in rode baksteen opgetrokken, wat de ensemblewerking versterkt. Voor de zes woningen uit 1923 koos Vervliet voor het gebruik van hardsteen voor plint en decoratieve elementen als kordonlijsten en banden, muurvelden onder de kroonlijst en lekdrempels. In dit ensemble zijn de woningen twee per twee identiek, spiegelend tegenover elkaar gebouwd, met de deuren centraal. Nummers 130 en 132 worden gekenmerkt door segmentbogige muuropeningen en hardstenen rechthoekige muurvelden onder de kroonlijst. Nummers 134 en 136 hebben een fraai uitgewerkte houten kroonlijst, met in hardsteen omlijste houten modillons. Nummers 138 en 140 kregen allebei een puntgevel, afgewerkt met fijn uitgewerkt houten windbord, dat enkel bij nummer 140 is bewaard; verder drie zoldervensters op de bovenverdieping. De zes woningen kregen zeer fraai, fijn ingedeeld houten schrijnwerk in ramen en deuren, wellicht het handelsmerk van bouwheer Vervliet, die behalve aannemer ook meubelmaker was. Dit is bewaard bij nummers 130, 136 en 138 en ondersteunt het pittoreske, eclectische karakter van de huizenrij.
De huizenrij van zes woningen uit 1923 werd in 1926-1927 met twee woningen in dezelfde schaal en bouwstijl aangevuld. De woning op nummer 128 werd gebouwd voor rekening van bouwkundige Antoon Hertogs. De voortuin is met een ijzeren hek afgesloten van de straat. De woning bewaart het houten schrijnwerk van ramen, deur en kroonlijst. De muuropeningen zijn rechthoekig; de natuurstenen lateien, met bovenliggende rollaag met natuurstenen sluitstenen, zorgt samen met het donkerrode siermetselwerk in de gevel voor het eclectische karakter van de gevel. De laatste woning in de rij, op nummer 126, werd opnieuw door Vervliet gerealiseerd, de aannemer die instond voor de basisrij van zes woningen. De linker deurtravee is licht risaliterend uitgewerkt. Hardstenen plint en fraaie houten kroonlijst. De rood bakstenen lijstgevel wordt door witte en zwarte banden verlevendigd. De licht getoogde muuropeningen worden door een natuurstenen druiplijst met opgekrulde uiteinden versierd.
- Kadasterarchief Antwerpen, Mutatieschetsen, Boechout, Afdeling 1 Sectie D, 1923/37, 1926/23, 1927/40.
- Kadasterarchief Antwerpen, Leggers, Boechout, Afdeling 1 Sectie D, artikels 881, 1363.