Burgerhuis met ruime voortuin, oorspronkelijk ontworpen door architect Jean Bauwens als woonhuis met aanpalend werkhuis Patijntjestraat 33 voor chocoladebewerker August Larmuseau, volgens bouwaanvragen van 1923.
Rijhuis van drie traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak (leien, nok parallel met de straat). Plastisch vormgegeven gevel waarbij de rechter travee gemarkeerd wordt door een puntgevel met uitkragende, vernieuwde kroonlijst. Traditioneel materiaalgebruik met invloeden van de cottagestijl, meer bepaald een rood baksteenparement met bepleisterde gevelvlakken met nu blauw geschilderd pseudovakwerk als gevelbekroning. Gepleisterde gevelaccenten als horizontale banden en booglijsten. Lagere linker toegangstravee met rondboogvormige muuropeningen, waarbij onderaan de inrijpoort is verdwenen en zich op de bovenverdieping een drieledig venster bevindt. Het risaliet, bekroond met de puntgevel, heeft twee ongelijke traveeën. De brede linker venstertravee wordt geaccentueerd met een gebogen erker op de begane grond, afgelijnd door middel van een houten geprofileerde kroonlijst en bekronend ijzeren balkonhek. Drie rechthoekige muuropeningen op de eerste verdieping met centraal deurvenster. De puntgevel wordt doorbroken door een drielicht met centrale ijzeren leuning. Smalle rechter toegangstravee met rondboogvormige deuropening. Rechthoekige houten deur met ijzeren deurrooster onder een cirkelvormig bovenlicht met rechthoekige roedeverdeling. Bewaard houten schrijnwerk met typerende kleine roedeverdeling in de bovenlichten.
Het burgerhuis heeft, volgens de bouwplannen, een traditionele indeling van een enkelhuis, meer bepaald met achtereenvolgens salon, eetkamer en veranda, met in een achterbouw in het verlengde van de gang een keuken met schotelhuis en toilet. De bovenverdieping omvat vier slaapkamers en een badkamer.
In 1926 wijzigde de functie van het aanpalende werkhuis tot woonhuis, en werd een werkplaats opgetrokken in de tuin. De linker travee kreeg opnieuw een doorritfunctie op de gelijkvloerse verdieping. De werkplaats in de tuin stond haaks ten opzichte van de Patijntjestraat en was ontworpen als een langwerpig bouwvolume van een enkele bouwlaag met tien traveeën onder een zadeldak. Het werkhuis omvatte een werkzaal met droogkamer, een inpakzaal en een magazijn. De werkplaats in de tuin werd recent afgebroken.
- Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen particuliere woningen, G12, 1923/P/26 & 1926/P/8.