Duitse bunker, gelegen in een weide ten noorden van de voormalige hoeve Moorseelsesteenweg 207. De bunker ligt tegen een hoogte ingeplant.
Duitse bunker, opgetrokken langs de Artillerie-Schutz-Stellung, een Duitse stelling die op zijn beurt was aangelegd ten oosten van en als onderdeel van de Flandern I Stellung uit 1918.
Het tracé van de Flandern III Stellung werd op 15 juni 1917 vastgelegd: deze stelling sloot ter hoogte van Edewalle (bij Kortemark) aan bij de meer noordelijk gelegen Flandern I Stellung en liep verder over Kortemark, ten westen van Hooglede, ten westen van Roeselare via De Ruiter (bij Roeselare) naar Beitem, ten westen van Moorsele, Wevelgem, Moeskroen en ten oosten van Rijsel tot Lesquin. Ze diende te bestaan uit twee verdedigingslijnen met daarachter een Artillerie-Schutz-Stellung. Op 1 oktober 1917 kreeg de op 15 juni 1917 opgericht Gruppe Gent de opdracht om de bouw voor te bereiden van de Flandern III Stellung tussen de spoorlijn Ieper-Roeselare en de weg Ledegem-Sint-Elooiswinkel en de aansluitende Riegel tussen de Flandern III Stellung en de Flandern II Stellung tussen Ledegem en Geluwe. Behalve Pioniere en andere militaire eenheden werden ook Belgische arbeiders ingezet bij de uitbouw van deze stelling. De nadruk lag op de bouw van betonnen bunkers, in eerste instantie commandoposten en artillerie-observatieposten.
Toen het geallieerde offensief (Derde Slag bij Ieper) stilviel in november 1917, diende het verdedigingssysteem herbekeken te worden, aangezien de frontsituatie sterk gewijzigd was. De Flandern I en Flandern II Stellung werden opgedoekt. In een legerbevel van 26 november 1917 werden de voormalige Flandern I Stellung van de kust tot Zande, de derde verdedigingslinie van Zande tot Werken, de Diksmuide-Roeselare-Riegel en de voormalige Flandern III Stellung van Roeselare tot aan de Ledegem-Wervik-Riegel officieel herbenoemd tot de Flandern I Stellung. Er werden eveneens een aantal nieuwe Riegel (grendelstellingen) in het leven geroepen. De uitbouw van de nieuwe Flandern I Stellung tot aan de Artillerie-Schutz-Stellung en de nieuwe grendelstellingen werd toegewezen aan de Gruppen (legerkorpsen van de frontsectoren). Iedere Gruppe kreeg een staf van een Pionier-Bataillon als Baustab rückwärtiger Stellungen om de werkzaamheden te leiden.
De Flandern I Stellung bestond uit een dubbele lijn en een Artillerie-Schutz-Stellung, waarin een aantal nieuwe betonnen bunkers dienden gebouwd te worden. De bevelen hiertoe werden in december 1917 uitgevaardigd. Wellicht zijn de werkzaamheden aan de Flandern I Stellung in het voorjaar van 1918 beëindigd.
De bunker is wellicht opgetrokken in de winter van 1917-1918, als onderdeel van de Artillerie-Schutz-Stellung die hier achter, ten oosten van de Flandern I Stellung werd opgetrokken. Ten noorden van de bunker passeerde een Kleinbahn (één-meterspoor) die tot aan het front ten noorden van Frezenberg (bij Zonnebeke) liep. Blijkens een Duitse stafkaart van februari 1918 was er ter hoogte van Duizendzinnen, net ten oosten van de spoorlijn Roeselare-Menen, een klein emplacement voor één-metersporen en smalsporen en was er een verwoest barakkenkamp. Er werden in de omgeving van de bunker vele barakken en andere bunkers gebouwd, waaronder één net ten zuidoosten van onderhavige bunker. Ten oosten, ter hoogte van de huidige Rennevoordestraat, werd een munitiedepot aangelegd. Op luchtfoto’s uit het najaar van 1918 lijkt het alsof de bunker bijna volledig aangeaard was.
Toen het geallieerde Bevrijdingsoffensief van start ging op 28 september 1918, lag de bunker nog net in het gebied van Groepering Zuid. Deze omgeving werd veroverd op 14 oktober 1918, op de eerste dag van de tweede fase van dit Bevrijdingsoffensief.
De bunker betreft een zogenaamde Einheitsunterstand, soms ook aangeduid als Gruppenunterstand. Dit betreft een gestandaardiseerd ontwerp dat in het najaar van 1917 in zwang kwam. Dergelijke Einheitsunterstand kon voor diverse doeleinden gebruikt worden: als commandopost of als communicatiepost of als verblijfplaats voor twee groepen infanterie of voor één groep infanterie en twee mitrailleurs met bediening, enzovoort. Het grote voordeel van dergelijk standaardontwerp was de vereenvoudiging van het bouwproces en de verregaande standaardisatie van de benodigdheden. Ook het feit dat de bouw probleemloos kon overgenomen worden door andere eenheden, was een groot voordeel. Einheitsunterstände werden vanaf eind 1917 massaal opgetrokken in de achterwaarts gelegen stellingen, zowel in de Ieperboog als aan het IJzerfront en het Marinegebiet.
Een Einheitsunterstand bestond uit een dubbele betonnen schuilplaats, eventueel met aanpalende observatiepost. Het grondplan bestond uit twee L-vormige (gebroken) toegangen aan de achterzijde, die de uiteinden vormden van één gang, waarop op zijn beurt twee ruimtes uitgaven. Gebroken toegangen dienden te voorkomen dat de binnenruimtes rechtstreeks getroffen konden worden door granaatscherven. Elke buitentoegang kon via een smalle, verticale schietgleuf vanuit de respectievelijke verblijfsruimte geobserveerd en desnoods onder vuur genomen worden. In de gang waren er normaal gezien één grote nis of meerdere nissen voorzien.
De plafonds van de twee rechthoekige ruimtes bestonden ofwel uit zogenaamde Wellblechbogen (gebogen gegolfde plaatijzers) ofwel uit dicht bij elkaar geplaatste stalen balken of spoorrails, waartussen soms houten beplanking werd geplaatst. Gewelfde plafonds uit gewapend beton op Wellblechbogen hadden meer voordelen omdat ze een grotere weerstandskracht zouden genereren en gemakkelijker te hanteren waren. Anderzijds waren ruimtes, waarvan het plafond verstevigd was met stalen balken, overal even hoog en dus comfortabeler in vergelijking met ruimtes onder Wellblechbogen.
De twee rechthoekige verblijfruimtes waren normaliter onderling met elkaar verbonden via een lage doorgang. Ze bevatten eventueel enkele nissen, onder meer voor een kachel, met bovenaan in de nis een buis voor rookafvoer die uitmondde aan de achterzijde van de bunker. Doorheen het plafond zaten doorgaans kleine verticale openingen, die fungeerden als verluchtingsgaten en periscoopopeningen. De binnenmuren waren voorzien van uitsparingen voor houten planken waarin haken of nagels staken waaraan bedrading, kledij, of ander materiaal opgehangen kon worden.
Aan de achterzijde van de bunker bevond zich een betonnen trap en richel, waarop manschappen konden staan om een mitrailleur vanaf het dak te bedienen.
Bij sommige Einheitsunterstände was er nog een bijkomend observatiegedeelte in de bunker geïncorporeerd, met een mangat doorheen het dak, dat via klimijzers of een ladder bereikt kon worden. Dit observatiegedeelte kon vanaf de gang of via een afzonderlijke, lage toegang bereikt worden.
Bij deze bunker is het observatiegedeelte toegankelijk vanaf de gang van de bunker, via een draaitrap. Vooral de vorm van het mangat en de verticale uitsparingen zijn opmerkelijk. Wellicht zijn deze uitsparingen bedoeld voor de verankering van een pantserplaat. Voor schaarverrekijkers bijvoorbeeld, die vaak gehanteerd werden voor observatie bij de artillerie, werden specifieke pantserplaten ontworpen. Schaarverrekijkers hadden namelijk een opening van minimum 30 centimeter diameter en een plaatdikte van maximum vier centimeter nodig. Een gepantserde plaat bood hiervoor de beste bescherming. Een goede verankering van deze pantserplaat was heel belangrijk. Aangezien dergelijke pantserplaat enkel splittersicher (bestand tegen rondvliegende granaatsplinters) was, was het belangrijk dat de observatiepost door een luchtdrukdeur van de rest van de bombensichere (bestand tegen voltreffers van groot kaliber) bunker gescheiden was.
Betonnen militaire constructie met een min of meer rechthoekig grondplan. De constructie versmalt naar westelijke zijde toe. Aan noordelijke zijde verloopt deze versmalling trapsgewijs, ten gevolge van de uitspringende noordoostelijke hoek (observatiegedeelte). Het grondvlak van de bunker ligt lager dan het maaiveld. In de weide vóór deze richel ligt een betonnen vloer. Het dak helt af naar westelijke zijde. De randen van het dak en de hoeken zijn schuin afgewerkt.
Het beton is aan de buitenzijde gegoten tegen een houten bekisting en verstevigd met ronde wapeningsijzers. In de buitenmuren zijn ijzers ingewerkt, voor de bevestiging van camouflagenetten.
Aan oostelijke zijde is tussen de twee toegangen een richel in de buitenmuur uitgewerkt met aan de linkerzijde enkele treden. Vanaf deze richel kon een mitrailleur bediend worden, waarbij het dak als borstwering fungeerde.
De twee toegangen vormen de L-vormige uiteinden van een gang, die op zijn beurt toegang verleent tot twee rechthoekige ruimtes. De gang is opvallend breed uitgewerkt. Het plafond van de gang was verstevigd met stalen profielen, die grotendeels verdwenen zijn. In de muur tussen gang en binnenruimte zitten telkens ter hoogte van de buitentoegangen twee openingen, een ronde opening en een opening die naar het midden toe versmalt. Aan de binnenkant is ter hoogte van de richel in de oostelijke buitenmuur een nis uitgewerkt. Het dak boven de twee binnenruimtes was gegoten op gebogen golfplaten, die voor zover zichtbaar verdwenen zijn. In de noordelijke hoek verschaft de gang toegang tot een draaitrap, die uitgeeft op een vrij groot mangat dat vijfhoekig is uitgewerkt met verticale, diepe uitsparingen. Andere uitsparingen in het mangat lopen schuin.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/36015/102.1, Duitse bunker uit de Eerste Wereldoorlog in Roeselare (Rumbeke) (DECOODT H., 2016).
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2016: Duitse bunker [online], https://id.erfgoed.net/teksten/193747 (geraadpleegd op ).
Bovengrondse betonnen militaire constructie mooi gelegen in weide ten oosten van Moorseelsesteenweg 207, ten oosten van Beitem, ten zuiden van Vossemolen. Op ongeveer 200 meter ten zuiden van deze constructie is een betonnen post ingebouwd.
Historiek
Duitse betonnen militaire post behorende tot de 'Artillerie-Schütz-Stellung', wellicht in het begin van 1918 opgetrokken. Iets ten zuiden van onderhavige bunker stond er nog een tweede betonnen constructie, aldus een Britse stafkaart. Iets ten oosten van deze bunker, ter hoogte van de (huidige) Rennevoordestraat, was in 1918 een kleine munitie-opslagplaats ingericht. Net ten noordoosten van de constructies liep er een smalspoor. Er waren rond deze bunkers ook heel wat barakken opgericht.
Deze omgeving werd tijdens het Geallieerde Bevrijdingsoffensief pas op 14 oktober 1918 veroverd.
Beschrijving
Bovengrondse betonnen militaire post, met uitspringende noordoostelijke hoek. Het beton is tegen een houten bekisting gegoten. Het dak helt af naar het westen toe. De hoeken en randen zijn afgeschuind. In de zuidelijke muur zijn haken te bespeuren. Twee toegangen aan oostelijke zijde, met ertussen een betonnen muur met trapjes aan de linkerkant, die tegelijk als richel fungeert. In de weide vóór deze muur ligt een betonnen vloer. De beide deuropeningen verschaffen toegang tot één gang, waarop twee ruimtes uitgeven. Deze binnenruimtes waren gegoten op gebogen golfplaten, die verdwenen zijn. In de binnenmuur tussen deze ruimtes en de gang zit telkens een rechthoekige en ronde opening. Aan de binnenzijde van de oostelijke muur steekt ter hoogte van de richel een nis. De gang verschaft in de noordelijke hoek ook toegang tot een draaitrap met drie treden, die uitgeeft op een vrij groot mangat, dat niet rond, maar eerder hoekig is uitgewerkt, met uitsparingen voor een houten of metalen constructie.
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2013: Duitse bunker [online], https://id.erfgoed.net/teksten/151181 (geraadpleegd op ).