Aan de even zijde van de Grotehondstraat, tussen nummers 10 en 36, is een gave huizenrij van eind-19de-eeuwse neoclassicistische burgerhuizen bewaard, die een zeer goed beeld geven van de oorspronkelijke sfeer in Zurenborg. De huizenrij bestaat uit huizen die voor een privépersoon zijn gebouwd, afgewisseld met kleinschalige reeksbouw van investeerders.
De drie woningen nummers 12-16 zijn een ontwerp van Ernest Dieltiëns voor de "Naamlooze Bouwmaatschappij van Burgerhuizen van het Oosten", uit 1892. Deze maatschappij werd in 1886 opgericht om Zurenborg als woonwijk uit te bouwen. Architect Dieltiëns is één van de meest bepalende architecten in de wijk. Hij realiseerde er een groot deel van zijn oeuvre. Hoewel hij in Zurenborg vooral gekend is om zijn monumentale ensembles op de Cogels-Osylei, bestaat zijn inbreng er vooral uit ensembles als deze, bestaande uit fantasierijk aangeklede neoclassicistische panden.
De uitwerking van het ensemble wijkt af van de geveltekening in het dossier. De rechter woning (12) werd er anders uitgetekend, met drie traveeën en een bredere linker venstertravee. Nu zijn nummers 12 en 14 identiek; nummer 16 is helemaal anders uitgewerkt, waardoor je amper kunt zien dat het tot hetzelfde bouwproject behoort.
Nummers 12 en 14 vormen een ensemble van twee identieke woningen in een fantasierijke, versierde neoclassicistische stijl, wat het handelsmerk is van Dieltiëns in Zurenborg. De woningen tellen twee bouwlagen en vier traveeën. Het leien mansardedak is gemarkeerd door een centraal dakvenster van twee traveeën, met driehoekig fronton en twee zijdelingse topstukken. De dakvensters bekronen de centrale traveeën, die verder nog geaccentueerd zijn met een breed balkon op zware consoles en twee zuilen op de verdieping. De bepleisterde en witgeschilderde lijstgevels hebben een hardstenen plint en een houten kroonlijst op klossen. Ook de imitatievoegen op de begane grond en de kordonlijst behoren tot het standaard repertoire van de neoclassicistische burgerwoning. De plastische stucversieringen maken de panden apart: centraal een cartouche met vaas, medaillon en het bouwjaar 1892. Onder de kroonlijst een band met gelijkaardige stucversiering. Het schrijnwerk in beide huizen is deels bewaard, gekenmerkt door de ronde roedeverdeling in de bovenlichten van de benedenvensters.
De linker woning (16) is klassieker van aanpak en beantwoordt aan de vormgeving die de standaard eind-19de-eeuwse neoclassicistische woning kenmerkt: drie traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak, verhoogd souterrain achter hardstenen plint. Bepleisterde en witgeschilderde lijstgevel met rechthoekige vensteropeningen, imitatievoegen op begane grond, accent op centrale travee met balkon, gebogen fronton en zuilen die het centrale venster flankeren. Schrijnwerk grotendeels bewaard.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 1892 # 1307.