is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Résidence Claire
Deze vaststelling is geldig sinds
Modernistisch appartementsgebouw opgetrokken in opdracht van Edgard Croquet, naar een ontwerp door de architect Rie Haan uit 1938. Voor dit in 1939 voltooide complex, verdween een burgerhuis met koetspoort uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Bouwheer Croquet betrok zelf het ruime gelijkvloerse appartement van het gebouw, dat aan de tuinzijde het behouden koetshuis van het gesloopte hotel incorporeerde. Verder omvatte het programma zeven identieke huurflats van hoge standing, en een conciërgewoning. "Résidence Claire" maakt deel uit van een groep van een vijftiental hoogbouwflats, die tijdens het latere interbellum rond het Stadspark of in zijn onmiddellijke omgeving werden opgetrokken. Zij vormden de voorbode van de totale transformatie die deze residentiële wijk in de loop van de jaren 1950-1960 zou ondergaan, waarbij de ooit zo voorname heren- en burgerhuizen uit de jaren 1860-1880 op een handvol na verdwenen.
"Résidence Claire" en de later in 1938 ontworpen "Résidence Baudouin" op de Van Eycklei, die ongeveer gelijktijdig tot stand kwamen, behoren tot het vroege modernistische oeuvre van Rie Haan. Stammend uit een familie van goudsmeden, liet hij zich vroeg in zijn loopbaan begin jaren 1930 opmerken met religieuze toegepaste kunst en architectuur in het kader van de Pelgrimbeweging. Na de oorlog legde de architect zich naast appartements- en bedrijfsgebouwen in het bijzonder toe op de bouw en herinrichting van concertzalen, schouwburgen en bioscopen. Actief over heel België onder meer als huisarchitect van het Pathé-concern, realiseerde hij niet minder dan een 80-tal zalen, waaronder de verdwenen Antwerpse bioscopen "Ciné Rubens", "Quellin", "Metro", "Savoy" en "Astrid". Tot zijn belangrijkste realisaties behoren de Koningin Elisabethzaal op het Koningin Astridplein, en de Stadsschouwburg op het Theaterplein, de laatste in samenwerking met de architecten Marc Appel en René Verbruggen.
Met een gewapend betonskelet als structuur, omvat het appartementsgebouw een souterrain en acht bouwlagen, onder een plat dak. De gevel onderscheidt zich door een verzorgd parement uit natuursteenplaten, met arduinen dorpels en omlijstingen. Eigen aan het modernisme rijst de bovenbouw in overstek boven de pui uit, die met zwart Labradorgraniet is bekleed. De symmetrische compositie legt nadrukkelijk de klemtoon op de verdiepte middenas, door middel van halfronde balkons die refereren aan de architectuur van oceaanstomers. Doorlopende raampartijen, oorspronkelijk met stalen schrijnwerk, bepalen de sterke horizontale gelaagdheid en het repetitieve ritme van de opstand. In tegenstelling tot het vernieuwde vensterschrijnwerk, bleef het oorspronkelijk blauw gelakte ijzersmeedwerk van de inkomdeur - met inoxapplicaties - en de souterraintralies behouden, evenals de witgelakte, korfvormige balkonborstweringen.
Het gebouw omvat acht appartementen, verbonden door de gemeenschappelijke traphal met lift, gefabriceerd door het Antwerpse bedrijf Ascenseurs Thiery. De langgerekte plattegrond is ontsloten door twee zijdelingse lichtkokers ter hoogte van traphal en keukens. Volgens de bouwplannen bestaat de gelijkvloerse flat van de bouwheer aan straatzijde uit een suite van hal, salon en eetkamer, met in de middenzone de keuken met terras en een ontbijtkamer. Aan het einde van de lange nachthal bevinden zich in U-vorm rond het tuinterras, enerzijds een suite van slaapkamer, badkamer, boudoir en kinderkamer, en anderzijds een fumoir en een tuinberging gesitueerd in het koetshuis. Ook de huurflats, één per verdieping, zijn opgedeeld in drie functionele zones, met de octagonale hal als scharnier. Een drieledige suite van salon, ontbijt- en eetkamer kijkt uit over het Stadspark. Het centrale dienstcompartiment bestaat uit de keuken met terras, de office en de meidenkamer. Aan de achterzijde bevinden zich drie slaapkamers en de badkamer. De inkom- en traphal heeft een lambrisering en vloer met een contrasterend patroon uit wit, grijs en zwart marmer. De conciërgewoning deelt het souterrain met de verwarmingsinstallatie en de privékelders.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De personenlift in de gemeenschappelijke traphal werd in 1939 door de Antwerpse liftenbouwer E. Thièry in een open schacht geïnstalleerd. De elektrische lift met metalen ophangsysteem biedt plaats aan vier personen (nominale last: 380 kg) en ontsluit negen niveaus. Een metalen borstwering met gaaswerk schermt tot op een hoogte van 2,00 meter de open liftschacht af. Een decoratieve deels stalen deels glazen zwaaideur met koperen handgreep sluit het bordes op de gelijkvloerse verdieping af. Op de andere verdiepingen zijn de bordesdeuren stalen harmonicadeuren met koperen handgreep. Bij alle bordesdeuren, op de bordesdeur op het gelijkvloers na, bevindt zich een originele oproepdoos met ronde oproepknop, een lampje en een plaatje met vermelding ‘lift’. De liftkooi met zijn houten vloer, wanden en plafond wordt afgesloten met een houten harmonicadeur met koperen handgreep. Tegen de drie kooiwanden bevinden zich spiegels. Zowel een naamplaatje als een tweetalig plaatje met een gebruiksrichtlijn verwijzen naar de liftenconstructeur E. Thièry. In de machinekamer op het dak is de originele liftaandrijving verdwenen.
Is deel van
Quinten Matsijslei
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Résidence Claire [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/216047 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.