Twee onderkelderde burgerhuizen in spiegelbeeld, uitgewerkt als eenheidsbebouwing van in totaal vier traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (mechanische pannen) met borstwering, uit de jaren 1930. De panden werden kadastraal ingetekend in 1936.

De lijstgevel, bekroond met een buisleuning, kreeg een typisch eigentijds gevelparement, uitgevoerd in gele baksteen met accenten van zwarte baksteen op een hardstenen plint. Het geaccentueerde volumespel wordt bekomen door het gebruik van verdiepte deuren met afgeronde tussenpenant op de begane grond en door rechthoekige erkers en afgeronde balkons met buisleuningen en flankerende, boven de kroonlijst oplopende, afgeronde pijlers op de verdieping. De rechthoekige muuropeningen behielden hun origineel schrijnwerk. Beide deuren worden geflankeerd door een klein gebogen venstertje met glas in lood.