Onderkelderd rijhuis van twee traveeën en drie bouwlagen onder een plat dak, volgens de bouwaanvraag van 1923 gebouwd naar ontwerp van architect G. Cosyns (Ledeberg) in opdracht van M. Vermeire.

De gevel in een versoberde art-decostijl heeft een parement van gele baksteen, in verschillende soorten verbanden; de gelijkvloerse verdieping is gecementeerd en wit geschilderd op een plint van blauwe hardsteen met een rechthoekig keldervenster. Het enkelhuis heeft een smalle linker deurtravee en een bredere venstertravee aan de rechterzijde. Het verticale accent in de gevel wordt benadrukt door de hoger oplopende lisenen die de venstertravee flankeren. De gevel wordt beëindigd door een attiek en een driehoekig pseudo-fronton boven de venstertravee. Rechthoekige vensters met bewaard houten schrijnwerk op bakstenen lekdorpels, het benedenvenster met arduinen lekdorpel vertoont een typisch bovenlicht in art deco. Op de borstweringen onder de vensters van de bovenverdiepingen en op het bekronende driehoekig fronton is als versiering een ruitmotief in baksteen aangebracht. De eerste bovenverdieping bevat een licht gebogen bakstenen erker op een markerende gepleisterde console, bekroond door een balkon met een opengewerkte bakstenen borstwering. De muuropeningen op de begane grond zijn decoratief uitgewerkt in de cementafwerking met gestileerde bloemmotieven boven het venster en rondom de verdiepte rondboogdeur in een kwartholle omlijsting; de deur is ingevuld met structuurglas en voorzien van smeedijzeren traliewerk. Links van de deur bevindt zich een buitenkraantje.

De plattegrond van het enkelhuis vertoont door de afwijkende perceelsvorm een onregelmatig grondplan. Op de gelijkvloerse verdieping wordt de inkom en trap geflankeerd door de ontvangstkamer, eetkamer en koertje. Achteraan de trap is een toilet, keuken en berging voorzien.