is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Villa in brutalistische stijl
Deze vaststelling is geldig sinds
Villa in brutalistische stijl gebouwd in opdracht van het diamantairsechtpaar Naftali en Viviane Klein, naar een ontwerp door de architect Georges Baines uit 1971. Het bouwperceel maakte deel uit van een 50 m diepe, beboste strook grond aan de zuidzijde van de Acacialaan, die oorspronkelijk tot het centraal in de wijk gelegen Park “Den Brandt” behoorde, en pas omstreeks 1969 door de stad Antwerpen werd verkaveld. Aannemer was Marcel Schelfhout uit Temse, die het gebouw in 1972-1973 tot stand bracht.
De villa Klein behoort tot de brutalistische fase in het oeuvre van Georges Baines, die vertegenwoordigd wordt door een reeks landhuizen uit de periode 1968-1974. Aan het begin van zijn loopbaan vroeg in de jaren 1950, liet de architect zich opmerken met landhuizen in een sobere, regionaal getinte vormgeving ontleend aan Scandinavische voorbeelden. Hieruit ontwikkelde zich in de loop van de jaren 1960 een elementaire, eigentijdse architectuur, in overeenstemming met de specifieke eigenschappen van de plek en de persoonlijkheid van de opdrachtgevers. Tot deze fase behoren zes van de niet minder dan negen landhuizen die Baines in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" tot stand bracht: de woning Jack Baines die hij in 1955-1956 voor zijn broer ontwierp aan de Della Faillelaan, de verdwenen, veeleer conventionele woning Lefebvre verderop aan de Acacialaan (voorheen nummer 55) uit 1955, de woning Scraeyen uit 1960 aan de Della Faillelaan, de vandaag sterk verbouwde, L-vormige woning Cornet uit 1963 op de hoek van de Acacialaan (nummer 57) en de Pastoor de Conincklaan, de woning Saeys en de met de Prijs Van de Ven bekroonde woning Jean Reypens beide in 1965 ontworpen voor twee van zijn schoonbroers, en gelegen aan de Della Faillelaan. Naar het einde van de jaren 1960 tekende zich in Baines landhuisbouw een brutalistische neiging af om de architectonische vorm plastisch te differentiëren in expressieve geledingen, als veruitwendiging van de complexiteit en de dynamiek van de plattegrond. Deze woningen manifesteren zich als clusters van geïndividualiseerde bouwvolumes met een eigen bedaking, die het vernaculaire beeld oproepen van een spontaan gegroeide nederzetting, volgens het idee van het huis als een kleine stad. Behalve de villa Klein, behoren tot deze fase de tweede woning Jack Baines die de architect in 1968 ontwierp aan de Vijverlaan, en de woning Van Goethem uit 1969 verderop aan de Acacialaan.
Vrijstaand ingeplant in de diepte van het sterk beboste perceel, is het landhuis opgetrokken uit baksteenmetselwerk van rode klampsteen in halfsteens verband , met houten schrijnwerk en pannen als dakbedekking. De constructie op een onregelmatige, quasi vierkante plattegrond wat het hoofdvolume betreft, omvat twee bouwlagen. In wezen vertaalt de opstand zich als een cluster van geïndividualiseerde volumes met lessenaarsdak, een projectie van de functionele opdeling van het interieur. Gegroepeerd rond een centrale kern met plat dak, worden deze afgeschuinde torentjes onderling ten opzichte van elkaar verschoven en gedraaid. Daarbij hellen de lessenaarsdaken in tegengestelde richting af zowel naar de straat, de tuin als de flanken. Het resultaat is een grillig, complex versneden, driedimensionaal silhouet, volgens het principe van de uit 1969 daterende villa Komkommer in 's Gravenwezel, zij het in een meer compacte versie. De op het noorden georiënteerde straatgevel oogt net als de westgevel veeleer gesloten, in tegenstelling tot oostgevel en de breed opengewerkte tuingevel met glaspuien en bandramen op het zuiden. De dynamische stapeling van aangescherpte baksteenvolumes en pannendaken, met een successie van blinde, verspringende, muurvlakken en diepe securen, genereert een contrastrijke, plastische volumetrie, waarvan de robuuste textuur de brutalistische expressie nog versterkt. Zoals vaker bij Baines vormt de toegangszone de overgang tussen straat en woning, met een portaal halverwege de westgevel als ‘uitgestelde ingang’.
Georganiseerd rond een dubbelhoge, centrale hal, bepaalt de plattegrond de wisselwerking tussen het gemeenschappelijke gezinsleven enerzijds, en het privéleven van de individuele gezinsleden anderzijds. Precies in de kern van het gebouw is een spiltrap ingeplant,vervat in een gesloten koker. Volgens een open planconcept loopt de hal ten zuiden over in een ruime eet- en speelkamer, waarop een beglaasd tuinpaviljoen aansluit. Afgezonderd ten westen van de hal bevindt zich de woonkamer, die centraal wordt opgedeeld door de open haard. De dienstenzone met vestiaire, berging, diensttrap, keuken en wasplaats, beslaat met de dubbele garage de noord- en oostflank van de begane grond. Op de gecompartimenteerde bovenverdieping neemt de slaapkamer van de ouders met 'en suite' dressing en badkamer, de ruimte boven de woonkamer in, afgezonderd door een sas en beschikkend over een terras. Vier slaapkamers, de tweede badkamer en de meidenkamer met douchecel, omringen de hal aan de overige drie zijden.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Acacialaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa in brutalistische stijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/216374 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.