Onderkelderd rijhuis, gebouwd volgens een bouwaanvraag van 1926 naar ontwerp van architect Emiel Mortier (Gentbrugge) in opdracht van André Claeys.

Enkelhuis van drie bouwlagen onder een vernieuwd zadeldak (pannen, nok evenwijdig met de straat). Lijstgevel onder een houten kroonlijst op negen klosjes, die per drie gekoppeld zijn. Parement van witte baksteen in halfsteensverband, in combinatie met blauwe hardsteen als plint, schamppalen en lekdorpels, en een bepleisterde en geschilderde afwerking voor de horizontale banden en omlijstingen van de muuropeningen. Symmetrische bovenbouw met markerende betonnen erker op de eerste verdieping, bekroond met een balkon met geometrisch vormgegeven ijzeren balkonhek en toegankelijk door middel van een deurvenster op de tweede verdieping. Een art-decogetint paneel met de afbeelding van een vruchtenmand en voluten, decoreert de borstwering van de erker. Rechthoekige vensteropeningen met vernieuwd schrijnwerk. De erker en het balkon worden op beide bouwlagen aan beide zijden geflankeerd door een smal venster. Rechthoekige poortopening in de rechtertravee met bewaarde houten, dubbele poort met glazen panelen en opvallende decoratieve ijzeren roosters met lijnen en krullen. Links naast de toegang zijn in de plint een voetschraper en een aansluiting voor een buitenkraantje ingewerkt.

Volgens het bouwplan, omvat de begane grond rechts een doorgang tot de tuin, met centraal een portiek tot het trappenhuis, dat dwars gesitueerd is en toegang biedt tot een eetkamer aan de straatzijde en een keuken met schotelhuis achteraan. Op de bel-etage bevindt zich een gevelbreed salon aan de straatzijde met achterliggend en aansluitend een eetplaats. In een achterbouw bevindt zich een vestiaire en enkele sanitaire vertrekken, namelijk lavabo, toilet en badkamer. Op de bovenverdieping zijn er twee slaapkamers ondergebracht. In de kelder is er nog ruimte voor het opslaan van voorraad en kolen.