Aan de even zijde van de Grotehondstraat, tussen nummers 10 en 36, is een gave huizenrij van eind-19de-eeuwse neoclassicistische burgerhuizen bewaard, die een zeer goed beeld geven van de oorspronkelijke sfeer in Zurenborg. De huizenrij bestaat uit huizen die voor een privépersoon zijn gebouwd, afgewisseld met kleinschalige reeksbouw van investeerders.
De vier woningen op nummers 30 tot 36 vormen het zwaartepunt van de huizenrij door hun statige, rijkelijke uitwerking. Dit neoclassicistische ensemble van vier burgerhuizen werd in 1896 ontworpen door architect Ernest Dieltiëns in opdracht van de Naamlooze Bouwmaatschappij van Burgershuizen van het Oosten, een maatschappij die als doel had de woningbouw in Zurenborg te organiseren. Architect Dieltiëns is één van de meest bepalende architecten in de wijk. Hij realiseerde er een groot deel van zijn oeuvre. Hoewel hij in Zurenborg vooral gekend is om zijn monumentale ensembles op de Cogels-Osylei, bestaat zijn inbreng er vooral uit ensembles als deze, bestaande uit fantasierijk aangeklede neoclassicistische panden.
Het ensemble is symmetrisch uitgewerkt, met als centrale punt de twee rondboogdeuren van de middelste twee huizen. Alle vier de huizen zijn drie bouwlagen hoog, op een souterrain. De centrale huizen zijn het breedst, met vier traveeën. De twee huizen die het ensemble afsluiten, zijn met hun drie traveeën smaller. De centrale huizen zijn niet alleen groter, ze werden ook rijkelijker en opvallender versierd dan de flankerende huizen, een principe van opbouw die we bij de meeste kleine huizenreeksen terug vinden in de eind-19de- of begin- 20ste-eeuwse wijken zoals het Zuid of Zurenborg.
De lijstgevels van de vier woningen zijn bepleisterd en witgeschilderd, met hardstenen plint en houten kroonlijsten op klossen. In de hoge hardstenen plinten zitten vierkante keldervensters met fraai uitgewerkte tralies. De muuropeningen zijn rechthoekig en smal, met uitzondering van de brede rondboogdeuren in de middelste huizen. Het schrijnwerk is bijna overal bewaard, behalve bij nummer 30, waar ook de begane grond werd verbouwd. Op nummer 34 zit glas in lood in het bovenlicht van de voordeur.
De centrale woningen vallen verder ook op door de bekroning van de gevels met een fronton en door het fijne stucwerk dat de bovengevels siert, met onder meer griffioenen, duiven, medaillons, plantenslingers, cartouches en gestileerde vazen. Verder kregen deze woningen imitatiebossage en –voegen op de begane grond en op de pilasters die de verdiepingen ritmeren. De twee middentraveeën in beide gevels kregen een breed balkon op consoles. De twee flankerende woningen (30 en 36) kregen een centraal balkon op langgerekte consoles en een gebogen fronton boven het deurvenster en boven het bovenvenster.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 1896 # 1388.