is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hof van Kerkom
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hof van Kerkom
Deze vaststelling was geldig van tot
Het historische 'Hof van Kerkom' bestaat uit een landhuis met ten noorden aansluitend de bijhorende hoeve. Het landgoed is gelegen ten noordwesten van de kerk van Kerkom. Het omringende domein, aangelegd in een landschappelijke stijl is toegankelijk via een poort schuin tegenover kerk.
Het Hof van Kerkom vindt volgens de beschikbare gegevens zijn ontstaan in een hoeve die door de abdij van Inde te Corneli-Munster nabij Aken hier werd opgericht en qua oorsprong minstens opklimt tot de 13de eeuw. In een akte van 1641 waarbij de abdijhoeve wordt overgedragen aan meester Denis Van den Berghe, secretaris van de stad Tienen, wordt de hoeve betiteld als 'Hof van Kerchem'.
Het Hof van Kerkom was trouwens de zetel van één van de vier feodale jurisdicties van Kerkom.
Volgens J. Halflants werd in de 17de eeuw een nieuw woongedeelte(huidige oostvleugel) gebouwd als verblijf voor de eigenaars, de ten noorden aanpalende stallen werden toen verbouwd tot boerenwoning en haaks hierop werden nieuwe stallen gebouwd.
Op de Ferrariskaart van 1771-1777 wordt het hof weergegeven als een geheel van vier vrijstaande volumes rondom een centraal erf met ten noordwesten een hoogstamboomgaard die afgezet is met een bomenrij. De gebouwen zijn rechthoekige volumes met uitzondering van het zuidelijke en het oostelijke die een L-vormige plattegrond vertonen. Enkele kleinere volumes liggen ten westen van het complex. Op de Poppkaart van omstreeks 1860 zijn het oostelijke en het zuidelijke volume samengevoegd tot een grote L-vormige vleugel; ten westen van het geheel ligt een vrij ruime vijver en de kleinere westelijke volumes zijn verdwenen. De oostelijke vleugel wordt aangeduid als woning, de noordelijke en westelijke als stal en de zuidelijke als schuur. Op geen enkele kaart komt een benaming voor.
Na diverse eigenaars in de loop der eeuwen wordt het domein in 1877 verkocht aan Edouard Martens, professor aan de Leuvense universiteit. De verkoop door Maria-Christina Blyckaert, weduwe Janssens Philippus, aan Petrus Edouardus Martens-Delcour, 'hoogeschoolleeraar Leuven' werd kadastraal geregistreerd in 1877. Ten tijde van Edouard Martens (1831-1902) werd het woongedeelte omgevormd tot 'kasteel'; de zuidelijke schuur werd gedeeltelijk afgebroken en het woongedeelte werd in zuidelijke richting verlengd met 12 meter of zes traveeën, zodat de hele vleugel op dat ogenblik negen traveeën telde. Hoewel het volgens de gegevens van J. Halflants en de nog aanwezige bouwsporen in de achtergevel blijkbaar gaat om een uitbreiding en een, zij het grondige, aanpassing, is er op het kadaster in 1879 sprake van een 'reconstruction totale' van een vervallen huis; na de mutatie is er sprake van een 'kasteel'. Voortgaande op bestaande foto’s kreeg de nieuwe gevel een brede toegang in de vierde travee bekroond door een deurvenster met balkon en ijzeren leuning en werd het oorspronkelijke zadeldak vervangen door een mansardedak met dakvensters alternerend met oeils-de-boeuf. Aan de zuidzijde was er een groot terras met stenen trap; in het resterende gedeelte van de schuur kwam volgens J. Halflants de trap naar de bovenverdieping en tegen de zuidzijde werd een serre gebouwd, laatstgenoemde werd pas in 1912 geregistreerd op het kadaster; in het verlengde van de schuur (in westelijke richting) werden een paardenstal en wagenhuis gebouwd.
Ook aan het omringende park, aangelegd in de periode 1830-1840 door de toenmalige eigenaar notaris Philippe Janssens uit Tienen, werd aandacht besteed; het terrein werd aanzienlijk uitgebreid en heraangelegd: nieuwe bomen werden aangeplant en twee nieuwe vijvers werden gegraven aan weerszijden van de al bestaande vijver. Twee nieuwe moestuinen werden aangelegd in de zuidwestelijke hoek en omgeven door een bakstenen muur die ter hoogte van de kerk werd doorgetrokken tot aan de ingang van de hoeve; tot vandaag bleef deze muur langsheen de Kerkstraat bewaard; ook de inkompoort dateert uit deze periode.
In 1902 erfde Charles Martens (1866-1921) het kasteel van zijn vader Edouard; hij verwierf het hele domein omdat zijn zuster die in het klooster getreden was haar erfdeel aan haar broer afstond. Een nieuwe bouwfase werd gestart: in zijn functie als componist liet Charles een deel van de hoevegebouwen slopen en het toenmalige 'kasteel' vergroten met een tweede 'grand salon' om er concerten te kunnen organiseren. Het resterende deel van de monumentale schuur en de serre werden gesloopt, deze werken werden kadastraal genoteerd in 1914. De volgens Halflants in deze periode uitgevoerde bouw van het nieuwe salon en de ertegenaan gebouwde toren, waardoor de woonvleugel een L-vormige plattegrond verkreeg met in de oksel de torenvormige trapkoker, werden op het kadaster pas geregistreerd in 1932 (mogelijk ten gevolge van oorlogsomstandigheden?). Ook de L-vormige vleugel ten noordwesten, waarin een dubbele garage, een bijkeuken, een stal en de hovenierswoning werden ondergebracht, werd toen op het kadaster ingetekend. De nieuwe configuratie is trouwens ook al zichtbaar op het parkontwerp van Jean Galoppin dat dateert van 1917, zodat we mogen aannemen dat de uitbreidingswerken inderdaad plaatsvonden omstreeks 1914. De aanpassingen en vergrotingen werden uitgevoerd in neotraditonele stijl zodat het geheel een vrij uniform uitzicht verkreeg.
In deze periode werd ook de westelijk gelegen stalvleugel gesloopt. Een nieuwe schuur werd opgetrokken ten noorden en een kippenren en een bijenhal werden er tegenover gebouwd. Het domein werd heraangelegd in laat-landschappelijke stijl naar een ontwerp van 1917 van tuinarchitect Jean Galoppin (1864-1941); het ontwerp hiervan bleef bewaard en toont ten westen van het landhuis, ter plaatse van het vroegere erf, een Franse aanleg; de rest van het park kreeg een landschappelijk aanzien met zichtassen vanuit het kasteel en integratie van de bestaande vijverpartij in het westen. Zoals gebruikelijk waren er ook een botenhuis, een volière en een serre voorzien. Vandaag resten uit deze periode nog twee bruggen in cementrustiek.
Het domein van 38 ha bleef integraal bewaard tot het in 1965 werd gesplitst bij een verdeling van de erfenis. In de daaropvolgende periode werd een gedeelte van het kasteel gesloopt, meer bepaald de drie linkse traveeën met de haakse aanbouw van circa 1914, waarin het salon en het 'salon de famille' waren ondergebracht. De woonvleugel werd dus herleid van negen naar zes traveeën. De toren bleef bewaard en sluit nu aan op de nieuwe zuidelijke gevel van de woonvleugel.
Het geheel bestaat vandaag uit een ruim park dat toegankelijk is in de zuidoostelijke hoek; in de as van de ingang ligt het U-vormig ingeplante landhuis met het oudste deel minstens opklimmend tot de 17de eeuw en uitbreidingen en aanpassingen van omstreeks 1914; aansluitend ten noorden ligt de boerenwoning met haaks hierop de 17de-eeuwse stallgen; ten noordwesten hiervan ligt de L-vormige vleugel van omstreeks 1914; ten oosten van dit volume en ten noorden van de woonvleugel ligt de vandaag tot opnamestudio omgebouwde schuur, eveneens van omstreeks 1914.
De ingang van het domein, schuin tegenover de kerk, bestaat uit een ijzeren hek tussen hardstenen pijlers bekroond met een gestileerde siervaas. Langs de gekasseide Kerkstraat bleef de bakstenen omheiningsmuur bewaard. Zowel de muur als de poort dateren uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Een gekasseide weg geeft toegang tot het landhuis en loopt verder als verharde weg rondom het ereplein.
Het landhuis, oorspronkelijk een rechthoekig volume van drie traveeën en twee bouwlagen in traditionele stijl, opklimmend tot de 17de eeuw, werd ten tijde van E. Martens uitgebreid tot een vleugel van 9 traveeën en ten tijde van C. Martens omstreeks 1914 nogmaals vergroot door de toevoeging van een haakse aanbouw met het tweede salon en een torenvormige trapkoker ter plaatse van de vroegere schuur; de uitbreiding werd uitgevoerd in een neotraditionele stijl zodat het geheel vrij uniform is van uitzicht. Na de verdeling in 1965 zijn de drie linkse traveeën en de haakse aanbouw met het tweede salon volledig gesloopt.
Het hoofdzakelijk uit baksteen opgetrokken landhuis wordt voorafgegaan door het heden met gras begroeide ereplein en telt vandaag nog zes traveeën en twee bouwlagen onder een leien pseudo-mansardedak, voorzien van dakvensters alternerend met oeils-de–boeuf; op het ogenblik van de inventarisatie (juni 2014) waren deze gedeeltelijk weggehaald voor restauratie; de oostelijke lijstgevel wordt geopend door beluikte rechthoekige vensters in een vlakke, bepleisterde natuurstenen omlijsting met eenvoudige sluitsteen; hardstenen lekdrempels en bewaard schrijnwerk. Het voormalige deurrisaliet uiterst links, waarvan de deur herleid werd tot venster wordt evenals de rechtse gevelhoek gemarkeerd door een bepleisterde hoekketting. Het deurvenster met balkon op de bovenverdieping bleef bewaard evenals een gedeelte van de gevelbeschildering in ossenbloedrood.
De verankerde achtergevel, vooraf gegaan door een licht verhoogd terras, toont een duidelijke bouwnaad tussen het oorspronkelijke, traditionele 17de-eeuwse gedeelte (drie linkse traveeën) en de neotraditionele uitbreiding naar het zuiden, hoewel vrij uniform van uitzicht; karakteristiek voor de traditionele stijl is de verwerking van kalkzandsteen voor de aanwezige kruiskozijnen, muurbanden, steigergaten en de omlijsting van de rondboogdeur. Ook het linkse aandak met top- en schouderstukken bleef bewaard. Het uitzicht van de uitbreiding sluit hierbij aan met uitzondering van de rechthoekige deur. Aan deze zijde vertoont het dak twee getrapte dakkapellen naast enkele kleinere. De zuidelijke zijgevel werd vernieuwd naar aanleiding van de afbraak van de drie linkse traveeën en vertoont rechthoekige muuropeningen waarvan het uitzicht met uitzondering van de luiken, aansluit bij het aanzicht van deze in de oostelijke voorgevel.
Ook het uitzicht van de linkse, haakse aanbouw met trapgevel (vijf treden + topstuk) sluit aan bij de neotraditionele stijl. De rechts aangebouwde, vierkante traptoren telt drie geledingen onder een peerspits en wordt eveneens gemarkeerd door de typische neotraditionele kenmerken als speklagen, hoekkettingen, kruis- en kloosterkozijnen, steigergaten en getrapte dakvensters.
In het interieur bleven elementen als marmeren schouwen, stuclijstwerk op de plafonds en plankenvloeren bewaard; in de voormalige inkomhal ligt een mozaïekvloer met bladranken en bloemmotieven die doorloopt in de traptoren met bewaarde trap.
Het gedeelte rechts van het landhuis , de voormalige boerenwoning van de bijhorende hoeve was volgens J. Laflants het oorspronkelijke stalgedeelte dat in de 17de eeuw, bij de bouw van het landhuis werd omgevormd als onderkomen voor de hoeve-uitbater; tegelijk met de uitbreiding van de hoofdvleugel omstreeks 1914 werd deze boeren woning uitgebreid met twee traveeën in noordelijke richting; vandaag is het een aan de voorzijde witgekalkt bakstenen volume met traditionele kern; de woning telt één bouwlaag met onregelmatige travee-indeling onder een licht geknikt en overkragend pannen zadeldak met aandak voorzien van top- en schouderstukken, evenals vlechtingen aan de noordzijde; twee dakkapellen en later toegevoegde dakvlakvensters. De vandaag rechthoekige, beluikte vensters zijn gevat in een vlakke omlijsting met eenvoudige sluitsteen; het uitzicht van de deur sluit hierbij aan. Bewaarde bouwsporen verwijzen nog naar voormalige kruiskozijnen.
De haaks op de boerenwoning gebouwde stal en ervan gescheiden door een poorttravee, klimt op tot de 17de eeuw toen de oorspronkelijke stallingen werden omgebouwd tot boerenwoning. Het verankerde en grotendeels witgekalkte volume is opgetrokken uit baksteen en telt één bouwlaag onder een pannen zadeldak tussen aandaken met top- en schouderstukken; bewaarde vlechtingen in de zijgevels. Voortgaande op de bouwnaad zijn de twee westelijke traveeën een latere uitbreiding. De muuropeningen zijn eenvoudig rechthoekig onder houten lateien. Binnenin bewaard troggewelf met ijzeren I-balken en rode bakstenen vloer.
De L-vormige vleugel ten noordwesten, waarin oorspronkelijk een dubbele garage, een bijkeuken, een stal en de hovenierswoning waren ondergebracht, werd in de jaren 1980 omgevormd tot woning. Deze neotraditionele vleugel van één bouwlaag van omstreeks 1914 werd opgetrokken uit baksteen, ten dele witgeschilderd, onder haaks in elkaar gewerkte zadeldaken (kunstleien) tussen zijtrapgevels. Ook hier bleven binnenin een aantal troggewelven bewaard.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Park van het Hof van Kerkom
Is deel van
Kerkom
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hof van Kerkom [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/216477 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.