Karakteristiek hoekpand uit het begin van de 20ste eeuw met een authentiek bewaard burgerlijk café uit het interbellum, gelegen binnen het beschermde dorpsgezicht van Alsemberg. Het pand bevatte voorheen ook een winkel in het linkse gedeelte.
HISTORIEK
Volgens de literatuur verwijst de naam “Au cornet”, “De Hoorn”, “Posthoorn” naar de hoeve “Den Hoorn” die hier in 1650 stond. De hoeve had een camme of brouwerij. In 1684 werd de hoeve door Franse soldaten in de as gelegd. De kadasterkaart uit 1836 toont een volume op de plaats waar nu café De Hoorn staat. Volgens het kadasterarchief bezat Jozef Algoet-Meerts in 1889 een stokerij op deze plek. Een nieuw gebouw werd opgericht en kadastraal geregistreerd in 1900. Zoals blijkt uit een postkaart van omstreeks 1900 vormden de linker traveeën toen één of twee handelszaken. Op de postkaarten zijn vitrines met uitgestalde goederen zichtbaar. Het café in het hoekpand had volgens dezelfde foto oorspronkelijk vensters met dezelfde afmetingen als alle andere vensters in de eenheidsgevel. De ramen waren vermoedelijk ingevuld met gezuurd glas.
Nog steeds volgens het kadasterarchief herverdelen de weduwe en kinderen Algoet-Meerts de huizen en verkopen het hoekpand begin jaren 1920 aan Jucobus Testaert-Desmet die het doorverkoopt aan landmeter Jaak Jozef Albert-Wouters (kadastrale registratie 1928). Het kadasterarchief registreert vervolgens een sloop in 1928 en een heropbouw in 1929. Dat strookt niet met de afbeelding op verschillende postkaarten die verstuurd werden tussen 1903 en 1934 en die de voorgevel van beide panden tonen zoals ze vandaag bestaan, noch met de situatie ter plaatse waar geen bouwnaad zichtbaar is. Wel vertoont een postkaart uit 1934 de huidige vergrote vensteropeningen en het nieuwe schrijnwerk van het café. Vermoedelijk was er dus een grondige verbouwing van het pand met een vergroting van de vensteropeningen en de herinrichting van de gelagzaal in 1928-1929. Dat werd door het kadaster mogelijk geïnterpreteerd als sloop en nieuwbouw. De legger van 1939 vermeldt letterlijk ‘stoffelijke dwaling’ wat er mogelijk op wijst dat het pand niet gesloopt werd. De cafévensters werden in 1928-1929 voorzien van hardstenen omlijstingen. Er bleven geen bouwsporen van de oude vensters bewaard. De verbouwing werd mogelijk gecamoufleerd door het aanbrengen van de gepleisterde tekstband boven de vensters.
In 1951 werd in opdracht van Jean Albert-Degelas en H. Retour-Albert aanpalend aan het café een modernistische dubbelwoonst opgericht langs de Vanderveldenlaan. Het bouwprogramma voorzag in het verbouwen van een ouder pand met daarin de keuken van het café en het ontsluiten van het café met bovenliggende woning via een trappenpartij en een gang achter de dubbelwoonst naar de Vanderveldenlaan. Jean Albert en Valère Retour traden op als architect.
BESCHRIJVING
Beeldbepalend hoekpand gelegen op de kruising van de Pastoor Bolsstraat en de Vanderveldenlaan aan de voet van de Alsenberg.
De onderkelderde baksteenbouw van zes traveeën langs de Pastoor Bolsstraat + afgesnuite hoek + twee traveeën langs de Vanderveldenlaan telt twee en een halve bouwlaag en heeft een pannen schilddak, afgewolfd boven de hoektravee, met de nok parallel aan de straat. Voortgaande op oude prentkaarten was er in de afgeschuinde hoek oorspronkelijk een dakvenster onder driehoekig fronton. De lijstgevel wordt gekenmerkt door de verwerking van blauwe hardsteen voor zowel de plint als het overgrote deel van de omlijstingen van de rechthoekige muuropeningen.
In de hoektravee, de tweede en de vierde travee langs de Pastoor Bolsstraat zitten deuropeningen, de andere traveeën zijn ingevuld met vensters. De vensters op de bovenverdieping hebben een geprononceerde bovendorpel en de tweede bouwlaag heeft decoratief uitgewerkte borstweringen. Kleine steekboogvensters ingewerkt in een boogfries op lisenen doorbreken de hoogste verdieping. De gevel wordt afgelijnd met een geschilderde houten kroonlijst op klossen en een tandlijst. Het schrijnwerk is vernieuwd.
Gaaf bewaard café-interieur, vermoedelijk aangebracht eind jaren 1920 of begin jaren 1930 en bestaande uit twee achter elkaar liggende, met elkaar verbonden ruimtes met tegelvloeren en stucplafonds. Langsheen de wanden staan hoge, omlopende geverniste houten lambriseringen met zitbanken op gedraaide poten. De zittingen zijn uitgevoerd in hout en de ruggen van de banken bestaan uit stijl- en regelwerk met panelen ter hoogte van de rug en lederen hoofdsteunen. De lambrisering boven de banken bestaat uit stijl-en-regelwerk, opgevuld met behangpapier met daarop geslepen spiegels in een houten kader. De lambrisering loopt uit op een geprofileerde overkragende kroonlijst, ondersteund door consoles. Ter hoogte van de inkom staat een houten tochtportaal in een vormentaal die aansluit bij de lambrisering en het verdwenen buitenschrijnwerk. In de voorste gelagzaal staat tegen de enige gesloten binnenmuur de houten toog met een witmarmeren blad en erachter de glazenkast. De toog bestaat uit stijl en regelwerk, ingevuld met panelen en gedecoreerd met sobere pilasters en een omlopende kroonlijst. Het middenpaneel is gedecoreerd met sculpteerwerk voorstellende een posthoorn opgehangen aan een Lodewijk XVI-strik, verstrengeld met hopranken. Het glazenrek in gevernist hout tegen de achterwand werd ingevuld met geslepen glas en spiegels en eveneens gedecoreerd met twee gesculpteerde hoornen des overvloeds.
- Gemeentearchief Beersel, bouwdossiers, 2003/1950.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Beersel, afdeling II (Alsemberg), 1836/2, 1921-22/5, 1928/4, 1929/1, 1951/8.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Leggers Beersel, afdeling II (Alsemberg), artikel 964, 1709 en 1129.
- THEYS C. 1960: Geschiedenis van Alsemberg, s.l., 124-126.