Villa in sobere cottagestijl, volgens de bouwaanvraag uit 1931 opgetrokken in opdracht van Henri Van Hove. De bouwplannen vermelden architect noch aannemer.
Vrijstaand ingeplant in de diepte van het perceel, op een quasi rechthoekige plattegrond van drie bij vijf traveeën, omvat het gebouw twee bouwlagen onder een complex, overkragend schilddak met dakkapellen. Aanleunend tegen het hoofdvolume, maakt de garage met zadeldak deel uit van het oorspronkelijke bouwprogramma. De constructie is opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, zonder enige profilering of decor. In overeenstemming met de indeling van het interieur, legt een oplopende, driezijdig erkerpartij de klemtoon op de zijtravee van de voorgevel. De westelijke zijgevel wordt gemarkeerd door het risaliet met puntgevel van het portaal, dat volgens de bouwplannen wordt beschermd door een boogluifel op zuiltjes. Een tweezijdig erkertje met afdak verleent hier een pittoresk accent aan de top. Verder beantwoordt de ordonnantie aan een vrij regelmatig opzet. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur, de vensters met kleine roeden en de dakkapellen met voluutjes is bewaard, evenals een smeedijzeren tuinhek.
De plattegrond is opgebouwd rond de ruime inkom- en traphal met vestiaire, die een centrale inplanting kreeg in de westelijke helft van de woning. Volgens de bouwplannen wordt deze geflankeerd door de zitkamer en de keuken met dienstingang en office. Een klassieke enfilade gevormd door het rooksalon, de eetkamer met erker en de veranda met bovenlicht, beslaat over de volledige diepte de oostflank. De bovenverdieping omvat drie slaapkamers – de grootste met balkon – en de badkamer. Slechts bereikbaar via de zoldertrap herbergt het dakniveau drie mansardes, een zolder en een dakterras. De veranda werd later overbouwd met een extra vertrek.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 238#3020.