is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Duitse artilleriepost Fahrhof
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Duitse artilleriepost Fahrhof
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Duitse artilleriepost Fahrhof
Deze vaststelling was geldig van tot
Betonnen militaire constructie in een weide ten oosten van de hoeve op adres Brugsesteenweg 34. Deze hoeve ligt op grondgebied Slijpe, deelgemeente van Middelkerke. De artilleriepost ligt op 750 meter ten westen van de kerk van Sint-Pieterskapelle, ten noorden van de Brugsesteenweg en ten westen van de Diksmuidestraat (N369). In de wijde omgeving zijn nog bunkers uit de Eerste Wereldoorlog waarneembaar.
Duitse geschutsbedding met aanpalende bunkers uit de Eerste Wereldoorlog, bij een hoeve die op Duitse militaire stafkaarten werd aangeduid met Fahrhof. Op Belgische militaire stafkaarten werd deze hoeve aangeduid met Ferme Gde Rouge, op Britse militaire stafkaarten met Rubens Farm. Tijdens de oorlog waren er twee gelijkaardige artillerieposten naast elkaar opgetrokken, maar enkel onderhavige artilleriepost is bewaard.
De hoeve lag in vogelvlucht op meer dan vier kilometer ten oosten van de Duitse frontlijn aan de IJzer, in het zogenaamde Marinegebiet. Hiermee wordt dat deel van de Duitse frontzone en het hinterland bedoeld, dat werd bezet door het Marinekorps Flandern. Ten westen van de hoeve liep een loopgraaf van de Duitse 2. Stellung, op Britse stafkaarten uit de zomer van 1917 aangegeven met de Slype – Keyem Line. Deze stelling werd vanaf 1915 aangelegd en bestond in eerste instantie uit steunpunten met stukken loopgraaf met ten westen ervan prikkeldraadversperringen.
De hoeve werd tijdens de oorlog door militairen gebruikt. Op diverse luchtfoto’s is een paardenpiste te zien in de weide ten westen van de plaats waar de artillerieposten zouden worden opgetrokken. In de omgeving van Sint-Pieterskapelle waaronder ook ten zuidoosten van Fahrhof, waren heel wat artilleriebatterijen opgesteld.
Vermoedelijk in de tweede helft van 1917 werden de twee betonnen artillerieposten opgetrokken net ten oosten van de 2. Stellung. Er is nog geen spoor van bouwactiviteiten te zien op de militaire luchtfoto van 7 mei 1917. Beide artillerieposten zijn wel duidelijk waarneembaar op een luchtfoto van 15 maart 1918. Ze worden eveneens aangegeven op de Belgische stafkaart van 15 december 1917. Het 3de bataljon van het 5de Matrozenregiment werd in juni 1917 ingezet bij betonbouw en aardewerken in de batterijstellingen in Leffinge, Slijpe en Sint-Pieterskapelle. Ook in juli 1917 voerde dit bataljon werken uit aan de artilleriestelling in Sint-Pieterskapelle. Mogelijk heeft deze eenheid meegewerkt aan de bouw van deze artilleriepost.
Aan vijandszijde werden aarden wallen tegen de artilleriepost aangelegd, ter camouflage tegen grondobservatie. Er was een smalspoor aangelegd vanaf de baan Sint-Pieterskapelle – Slijpe tot aan de kanonstellingen. Dit spoor diende voor het aanbrengen van de munitie. Tussen beide artillerieposten wordt op militaire stafkaarten een constructie aangegeven. Ten westen van de kanonstellingen werden camouflageschermen opgetrokken.
De twee kanonbeddingen met bijbehorende bunkers hadden een identiek ontwerp, aldus het plan van de Service Technique du Génie uit de jaren 1930. Het betreft een open geschutsbedding met betonnen borstwering aan zuidwestelijke zijde, die anderhalve meter dik is. Aan beide zijden van elke geschutsbedding is een bunker aangebouwd, met muren aan vijandszijde die eveneens anderhalve meter dik zijn. De bunker aan zuidelijke zijde is bijkomend versterkt aan zuidwestelijke zijde. Deze zuidelijke bunker is in drie ruimtes onderverdeeld, terwijl de noordelijke bunker in twee ruimtes verdeeld is.
Aangezien de vijand heel gericht op zoek ging naar actieve geschutsopstellingen om deze vervolgens uit te schakelen, werden batterijen nooit in, maar achter infanteriestellingen opgetrokken. Ook hier was dit het geval. Het was maar één van de vuistregels, die tijdens de oorlog van hogerhand werden uitgevaardigd met betrekking tot stellingenbouw en meer specifiek de bunkerbouw. Deze richtlijnen, ook met betrekking tot kanonstellingen, evolueerden tijdens de oorlogsjaren.
Een andere belangrijke richtlijn betreft de inplanting van batterijen: deze konden best zo verdoken mogelijk opgesteld worden, waarbij er optimaal gebruik diende te worden gemaakt van hoogtes en plooien in het landschap, maar ook van bossen, dorpskernen, enzovoort. Wat de inplanting van betonnen geschutsbeddingen betreft, was het zaak om deze zodanig aan te leggen dat het aanwezige reliëf al heel wat dekking voor de geschutsbedding bood. Dit lijkt ook toegepast te zijn bij de bewaarde artilleriepost: deze is opgetrokken in een glooiing in de weide, net ten oosten van een kleine terreinopduiking. Op de luchtfoto van maart 1918 is duidelijk te zien hoe er bovendien aan vijandszijde een aarden wal was opgetrokken vóór beide artillerieposten, met het doel om een zo hoog mogelijke dekking van de artillerieposities te creëren. Dergelijke aarden wallen waren doorgaans bij Duitse geschutsopstellingen opgetrokken. Manschappenverblijven konden best zo dicht mogelijk bij de geschutsbedding aangelegd worden, opdat de kanonnen zo snel mogelijk bediend konden worden. Ook de munitie diende dichtbij in kleine hoeveelheden beschikbaar te zijn. Van belang hierbij is het afzonderlijk opslaan van de projectielen, ontstekers en de hulzen met lading, zodat de schade bij een eventuele impact beperkt bleef. Een betonnen overkapping van het geschut bleek niet zo interessant en moeilijk te realiseren, omwille van de grote overspanning. Bovendien betekende een betonnen overkapping een beperkter bereik voor de kanonnen. Tegen het einde van de oorlog werd voorgesteld om overdekte geschutsbeddingen enkel op te trekken voor geschut dat niet meer dan 40° diende te zwenken en maximaal 30° diende te verhogen. Voor andere kanonnen konden beter open geschutsbeddingen aangelegd worden. Deze konden gecamoufleerd worden met stoffen camouflagenetten of metalen vlechtwerk, waarop bijvoorbeeld gras kon gelegd worden, zodat ze niet vanuit vliegtuigen waarneembaar waren.
Het grondplan van de bewaarde artilleriepost vertoont gelijkaardige kenmerken als het plan Offener Geschützstand für schwere Geschütze mit bombensicheren Munitions und Mannschaftsräumen, zoals door het Ingenieur-Komitee opgesteld in september 1917 en hernomen in de algemene handleiding van augustus 1918. De borstwering en muren aan vijandszijde zijn, net zoals op het plan, anderhalve meter dik. Net zoals op het plan is de geschutsbedding opgetrokken aan de hand van gegoten beton. In tegenstelling tot het plan waar ze volledig met betonstenen worden ingetekend, zijn de bewaarde bunkers maar ten dele opgetrokken aan de hand van betonstenen.
De bewaarde geschutsbedding en de twee aanpalende bunkers staan op één rechte lijn gepositioneerd. Dit verschilt met het plan van het Ingenieur-Komitee, waar de twee aanpalende bunkers schuin geplaatst worden ten aanzien van de geschutsbedding. Door een schuine opstelling van de bunkers zouden deze moeilijker te treffen zijn door de vijandelijke artillerie, aldus de richtlijnen op het plan. Hoewel de indeling van de bewaarde bunkers niet volledig overeenstemt met dit plan uit september 1917, kan afgeleid worden dat de zuidelijke bunker, die in meer ruimtes onderverdeeld is, diende voor de opslag van munitie, met een Geschossraum voor de projectielen, een Zündungenraum voor de ontstekingen en een Kartuschraum voor de hulzen. De noordelijke bunker fungeerde als Mannschaftsraum, als verblijfplaats voor de manschappen die het geschut bedienden.
Drieledige betonnen militaire constructie in een weide ten oosten van de hoeve op adres Brugsesteenweg 34. Tussen de artilleriepost en de hoeve is een boomgaard aangeplant. De weide met boomgaard heeft een onregelmatig reliëf. Aan zuidwestelijke zijde is een aarden ophoging tegen de geschutsbedding waarneembaar.
De artilleriepost bestaat uit een geschutsbedding met twee aanpalende bunkers. De geschutsbedding bestaat uit een platform met een licht gebogen borstwering aan zuidwestelijke zijde, uit gegoten beton. In de borstwering zitten verschillende nissen. De zijmuren tegen de geschutsbedding zijn iets hoger dan de borstwering, de achterzijde aan noordoostelijke zijde is opengelaten.
De bunkers zijn aan zuidwestelijke zijde en aan hun zijkanten opgetrokken met betonstenen van verschillende formaten, die op hun kant staan. De kleine betonstenen hebben centraal één ronde opening, de grotere betonstenen hebben twee ronde openingen. De rest van de bunkers lijkt te zijn opgetrokken aan de hand van gegoten beton. De zuidwestelijke en zuidoostelijke zijde van de zuidelijke bunker is bijkomend versterkt met gegoten beton, waardoor de muren hier dikker zijn. Hier zit een bijkomende toegang, met erboven een boog in het beton aangebracht.
Het dak van de bunkers is tot 165cm dik. Tegen de dakrand zijn ijzeren lussen en haken ingewerkt voor de bevestiging van camouflagenetten. De bunkers bevatten aan noordoostelijke zijde telkens twee deuropeningen en twee vensteropeningen, die voorzien waren van stalen deuren of stalen luiken, waarvan enkele exemplaren bewaard zijn. Ongeveer centraal in elke achtermuur zit een kleine uitsprong met nis. Volgens het grondplan van de Service Technique du Génie vormen de bunkers aan weerszijden van de geschutsstelling min of meer elkaars spiegelbeeld. De meest zuidoostelijke ruimte van de zuidelijke bunker is nogmaals in twee ruimtes verdeeld, waardoor deze bunker drie ruimtes telt. In het plafond is een stalen vlechtwerk ingewerkt, dat gecementeerd was. In het interieur is minimum één stalen deur bewaard.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/35011/101.1, Duitse artilleriepost ‘Fahrhof’ uit de Eerste Wereldoorlog in Middelkerke (Slijpe) (DECOODT H., 2016).
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Duitse bunker Kapelleweiden
Is gerelateerd aan
Duitse militaire post Pionier Schlöβchen
Is deel van
Slijpe
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Duitse artilleriepost Fahrhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/216663 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.