Volgens auteur Frans Berlemont heeft het huis een zeer oude oorsprong en maakte het vermoedelijk langere tijd samen met Korenmarkt 43 en 45 deel uit van het voornaam gasthof "de Ketel", al vermeld in 1412. Een opdeling vond plaats vóór 1795, vermoedelijk in 1545 toen de helft van "de Ketel" werd verkocht. In 1853 diende eigenaar J.B. Renkin een bouwaanvraag in voor de verhoging met één bouwlaag tot de huidige lijstgevel naar een plan van architect of aannemer J.B. De Cocq.

Enkelhuis van drie traveeën en drie bouwlagen onder een pannen zadeldak (nok parallel aan de Korenmarkt), waarop haaks een diephuis onder een zadeldak en aanbouwen aansluiten over een totale bouwdiepte van 30,6 meter.

Ontpleisterde bakstenen lijstgevel op hardstenen plint. Rechthoekige vensters op hardstenen lekdrempels en met ijzeren vensterhekjes. Houten T-ramen met later toegevoegd glas in lood. Rondboogdeur met bovenlicht binnen een hardstenen omlijsting met bossage en diamantkopsluitsteen onder balkon op Lodewijk XVI-consoles met dropmotief. Houten vleugeldeur met bewaarde Lodewijk XVI-ornamentatie (schijf- en dropmotieven, diamantkoppen en tandlijst) en toegevoegd glas in lood. Bewaarde tandlijst onder vernieuwde gootlijst.

Onder het voorhuis bevindt zich een oude kelder met tongewelf haaks op de straat.