De Sint-Annatunnel of voetgangerstunnel verbindt de stadsdelen op linker- en rechteroever met elkaar. De tunnel loopt onder de Schelde door ter hoogte van het stadscentrum en vertrekt op Sint-Jansvliet om uit te komen aan het begin van de Blancefloerlaan.
De aanleg van het nieuwe stadsdeel op Linkeroever ging, vooral vanaf 1874, samen met het zoeken naar een oplossing voor een vaste verbinding tussen de beide Scheldeoevers; zo ontwierp ook Henry Van de Velde in 1926 plannen voor een tunnelverbinding en een nieuwe stad op Linkeroever.
De definitieve oplossing voor het probleem van de vaste oeververbinding werd uiteindelijk het doel van I.M.A.L.S.O., opgericht in 1929. In deze "Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever", zetelden Staat, provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen, steden Antwerpen en Sint-Niklaas en de gemeenten Zwijndrecht, Melsele, Beveren en Burcht. De taak van Imalso bestond uit het bouwen, onderhouden en exploiteren van de tunnels, naast het valoriseren en verkopen van de gronden op Linkeroever.
De voetgangers- en voertuigentunnels, waarvan de werken door de firma "Compagnie Internationale des Pieux Franki" in 1931 gestart waren, werden in 1933 plechtig ingehuldigd. Beide tunnels kregen zowel op linker- als op rechteroever ventilatiegebouwen in een modernistische bouwstijl, ontworpen in 1933 door E. Van Averbeke.
De tunnel voor voetgangers en fietsers bestaat uit een horizontale gietijzeren buis met een lengte van 575 meter die twee betonnen putten verbindt waarin zich een lift en twee roltrappen bevinden. De interne diameter bedraagt 4,30 meter. Het traject verloopt loodrecht onder de Schelde, van de Sint-Jansvliet naar Linkeroever.
Vanuit de toegangs- en ventilatiegebouwen is de tunnel te bereiken met houten roltrappen en fietsersliften. De wanden van de koker zijn afgewerkt met keramische tegels, net zoals bij de Waaslandtunnel. Deze tegels zijn geproduceerd in de Manufactures de Céramiques d'Hemixem. Bij het begin van de tunnel op rechteroever toont een tegelpaneel het ondergrondse traject van de tunnel. De vloer bestaat uit betontegels.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Hooft E. 2014: Voetgangerstunnel Sint-Anna [online], https://id.erfgoed.net/teksten/162246 (geraadpleegd op ).
De Sint-Annatunnel of voetgangerstunnel werd aangelegd in 1931-1931 als verbinding tussen de linker- en rechteroever. De toegangs- en ventilatiegebouwen op beide schelde-oevers werden ontworpen door E. Van Averbeke.
9 maart 1929 geleden werd de IMALSO gesticht nadat reeds jaren tevoren herhaaldelijk, meer bepaald van overheidswege, het probleem van de linkeroevergronden en van een degelijke verbinding tussen de beide Scheldeoevers ter sprake was gekomen. Het in 1810 door Napoleon ontworpen stadsgedeelte op de Linkeroever kon bij gebrek aan een daartoe noodzakelijke verbindingsweg tussen de twee oevers niet worden opgericht. Eind 1865 dienden de heren J.A. EN O. Gérardot de Sermoise bij het Ministerie van Openbare Werken een ontwerp van hangbrug over de Schelde in. Nog talrijke andere onuitgevoerde plannen zouden volgen. Omstreeks 1872 - ten tijde van koning Leopold II - ging er een voorstel van de staatsman J. Malou uit om een grote brug te slaan en op de Linkeroever haveninrichtingen aan te leggen. Voor de schepen die niet onder de brug door zouden kunnen, was er een kanaal ontworpen dat tegenover Oosterweel zou aanvangen, dwars door het linkeroevergebied (de Borgerweertpolder) zou lopen, om stroomopwaarts van de brug in de rivier uit te monden. Van dat reuze-opzet kwam er echter niets terecht.
De Wet van 30 maart 1906 - steeds onder de regering van koning Leopold II - schreef onder meer én de onteigening van de noordergronden op de rechter- én die van de Borgerweertpolder op de linkeroever voor. Artikel 5 van die wet luidt : "De werken nodig voor het tot stand brengen van verbindingen tussen de twee oevers der Schelde zullen aangevangen worden op 31 december 1909 ten laatste". Die vervaldag werd overschreden en enkele jaren later brak de Eerste Wereldoorlog uit.
Bij de Wet van 19 maart 1923 werd de grens tussen de provincie Antwerpen en de provincie Oost-Vlaanderen verlegd : de Gemeenten Burcht en Zwijndrecht kwamen bij de provincie Antwerpen. Tevens werd hun oostelijke grens zodanig verlegd dat 1205 hectare 44 are bij de stad Antwerpen werden gevoegd, die daardoor 647 genummerde gebouwen en 563 gezinnen bijwon. Bij dezelfde wet ging het Rijk meteen de verbintenis aan nog voor 1 januari 1924 een aanbestedingswedstrijk voor het leggen van een Scheldetunnel te houden. De financiële toestand van het land maakt dit echter niet mogelijk. De nadien door particuliere ondernemingen gedane voorstellen bleken onaanvaardbaar te zijn wegens de gevraagde overheidswaarborg in geval van mislukking.
Een en ander leidde ten slotte tot de stichting op 9 maart 1929 van de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever (IMALSO), onder de vorm van een coöperatieve vennootschap. Haar vennoten waren toendertijd: de Belgische Staat (500 aandelen), de Provincie Antwerpen (160 aandelen), de Provincie Oost-Vlaanderen (160 aandelen), de stad Antwerpen (160 aandelen), de Stad Sint-Niklaas (4 aandelen), de Gemeente Beveren (4 aandelen), de Gemeente Burcht (4 aandelen), de Gemeente Melsele (4 aandelen) en de Gemeente Zwijndrecht (4 aandelen).
De opdracht die de IMALSO van in het begin met bekwame spoed wenste te vervullen, was het tot stand brengen van een verbinding tussen beide Scheldeoevers. Een dergelijke verbinding drong zich niet alleen op met het oog op de aanleg van de Linkeroever, maar ook omdat de verplaatsing van personen en voertuigen tussen beide oevers ter hoogte van de Stad Antwerpen uitsluitend door middel van veerboten kon geschieden. Het besluit van de Raad van Beheer tot het bouwen van twee tunnels werd na grondige studie van de toegekomen ontwerpen en prijsaanbiedingen genomen. Uit dat onderzoek bleek dat het voordeliger uitviel en tevens praktischer was twee afzonderlijke kunstwerken te bouwen: één voor voertuigen en één voor voetgangers en fietsers.
Op 1 maart 1931 werd een aanvang gemaakt met het inmiddels aan de Luikse Compagnie Internationale des Pieux Franki toevertrouwde werk van formaat: het bouwen van de Waaslandtunnel, toendertijd ‘grote tunnel’ of ‘wagentunnel’ genoemd. Zijn tracé loopt, afgezien van twee flauwe bochten op de rechteroever, rechtlijnig tot aan het voorplein op de Linkeroever. Voor de Sint-Annatunnel, toen nog ‘kleine tunnel’ of ‘voetgangerstunnel’ genoemd, was de datum van aanvang op 28 juni 1931 gesteld. Die tunnel loopt in rechte lijn van de Sint-Jansvliet naar de Linkeroever.
De voor die tijd zeker reusachtige werken, werden ruim voor de gestelde datum voltooid, namelijk 15 maanden en 20 dagen vroeger voor de Waaslandtunnel en 8 maanden voor de Sint-Annatunnel. Ze namen slechts een dertigtal maanden in beslag, wat als een record mag worden beschouwd als men bedenkt dat de mechanische uitrusting in het bouwbedrijf toen nog heel wat bij die van vandaag achterlag.
De plechtige inwijding op 10 september 1933 geschiedde met bijzonder grote luister en onder zeer gunstige weersomstandigheden. Zijn Majesteit Koning Albert en de nagenoeg voltallige Koninklijke familie, hoogwaardigheidsbekleders uit heel het land en tal van buitenlandse afgevaardigden waren erop aanwezig. Heel de bevolking was er trouwens bij betrokken, want er vonden volksfeesten, folkloristische attracties, enzovoort plaats, zowel op de linker- als op de rechteroever.
Op 18 mei 1940, bij de terugtocht van de verbonden legers, werd een gedeelte van de linkeroeversectie van de Waaslandtunnel opgeblazen. De rijweg werd onder meer over een lengte van 120 meter ingedrukt, wat het verkeer toen zes weken totaal onmogelijk maakte en verder nog geruime tijd bemoeilijkte. De Sint-Annatunnel bleef in die tijd gelukkig van alle onheil gespaard. Op 4 september 1944, bij de herovering van de stad, hadden de tunnels het andermaal zwaar te verduren. Ditmaal waren het de terugtrekkende Duitsers die de betonnen linkeroeversectie van de Waaslandtunnel ten dele door ontploffing vernielden. De aangebrachte schade was echter minder omvangrijk dan die welke in het begin van de oorlog was veroorzaakt. Erger was het evenwel met de Sint-Annatunnel gesteld. De inrichtingen op de Linkeroever, namelijk het (bovengrondse) toegangsgebouw, de roltrappen, namelijk het (bovengrondse) toegangsgebouw, de roltrappen, de liften, enzovoort werden door middel van springstoffen grondig vernield.
De Sint-Annatunnel of voetgangerstunnel verbindt de stadsdelen op linker- en rechteroever met elkaar. De tunnel loopt onder de Schelde door ter hoogte van het stadscentrum en vertrekt op Sint-Jansvliet om uit te komen aan het begin van de Blancefloerlaan.
De Sint-Annatunnel bestaat uit een circa 572 meter lange, horizontale en cilindervormige koker van gietijzeren segmenten, die twee gewapend-betonnen toegangsschachten verbindt. In elke circa 35 meter diepe schacht is een lift voor het vervoer van maximaal 80 personen aangebracht. In ieder toegangsgebouw begint de roltrap boven, om daarop de bordesput te bereiken en van daaruit beneden in de schacht voor de tunnelbuis te belanden. Een tweede stel trappen doet dit dan weer in tegenovergestelde richting.
De liften en de roltrappen zijn voor het publiek toegankelijk in de toegangsgebouwen die zich op korte afstand van de Schelde op beide oevers bevinden. Een natuurlijke luchtverversing van de ondergrondse ruimte door middel van luchtschachten volstaat hier, omdat een aanzienlijke vervuiling van de lucht niet te vrezen valt.
De toegangsgebouwen werden opgetrokken in Nieuwe Zakelijkheid naar ontwerp van E. Van Averbeke. De toegangsgebouwen op beide Scheldeoevers hebben een gelijkaardig uitzicht, opgetrokken in baksteenbouw verlevendigd met natuursteen voor vensteromlijstingen en gemarkeerd door twee iets hoger opgetrokken zijtorens met smalle doorlopende tweelichten. De licht wijkende middenbouw heeft een horizontaliserende werking van de doorgetrokken vensteromlijstingen. De begane grond wordt omgeven door een beglaasde galerij.
Op de plaats waar het werk op de rechteroever werd uitgevoerd, bevond zich destijds de Koningspoort of Waterpoort uit 1624. Dat geschiedkundig monument , dat een andere plaats in de stad kreeg toegewezen, moest met veel omzichtigheid steen voor steen afgebroken worden. Op de Linkeroever gingen onherroepelijk een aantal schilderachtige dorpshuisjes teloor, aangezien de toegang tot de tunnel te midden van het van oudsher bekende gehucht Sint-Anna viel.
De tunnelbuis werd op haar volle lengte in een dikke laag Boomse klei uitgegraven. De in totaal uitgehaalde grondspecie bedroeg circa 40 000 kubieke meter. Bij uitvoering van de toegangsschachten en de tunnelbuis werden circa 5 100 kubieke meter gewapend beton gebruikt en voor de segmenten van de buis 4000 ton gietijzer.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002082, Voetgangerstunnel
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 1997: Voetgangerstunnel Sint-Anna [online], https://id.erfgoed.net/teksten/169024 (geraadpleegd op ).