Goed bewaarde villa in neo-Lodewijk XVI-stijl gelegen op een ruim perceel met onverharde oprit en smeedijzeren hek. De villa is ingeplant op een verhoging in het terrein en is toegankelijk via een centrale bordestrap en een hellend vlak aan de rechterkant. Ze werd kadastraal geregistreerd in 1914 als eigendom van Leon Rotthier, vermoedelijk de gelijknamige kunstschilder, die leefde van 1868 tot 1958.

Het gemeentearchief bewaart een aantal aanvragen voor (verbouwings)werken, zoals een aanvraag uit 1926 tot het aanbouwen van een vrij monumentaal vormgegeven "poulailler" (kippenhok), naar ontwerp van architect Victor Piermont, waarop de naam van de villa, "Woosides" vermeld wordt. Uit de vrij schetsmatige plannen kan niet met zekerheid worden afgeleid of de "poulailler" tegen de villa zelf moest worden aangebouwd of tegen een bijgebouw. Uit 1937 bleef nog een aanvraag voor het vergroten van het atelier bewaard, waar dit zich situeerde is evenwel evenmin duidelijk. De plannen voor een tweede verbouwing uit 1941 met enkele wijzigingen aan de zijgevels zijn gesigneerd door H.(enry?) Lacoste, maar werden vermoedelijk niet uitgevoerd, aangezien de "état actuel" van de zijgevel op de plannen overeenkomt met de huidige toestand van de zichtbare zijgevel.

Villa van één bouwlaag onder een hoog mansardedak (natuurleien, nok parallel aan de straat) met oeils-de-boeuf. Aan de straatzijde telt het pand drie traveeën. De voorgevel is een lijstgevel met een bakstenen parement op een plint uit hardsteen. Het middenrisaliet wordt afgelijnd door kolossale, geblokte pilasters van baksteen met hardstenen ionisch kapiteel versierd met bloemen en loopt uit op een klokgevel met een ovaal dakvenster en met een geprofileerde omlijsting in hardsteen, bekroond door een bloemenvaas. Op de benedenverdieping per travee een dubbele vleugeldeur, gevat in een geprofileerde hardstenen spiegelboogvormige omlijsting met sluitsteen en oren versierd met schelpmotieven, waarboven een geprofileerde waterlijst. Op de verdieping van de centrale travee een balkon met sierlijke smeedijzeren leuning, waarop twee deurvensters uitkomen.

Zijgevel eveneens van drie traveeën, met middenrisaliet, afgelijnd door kolossale, geblokte pilasters van baksteen en uitlopend op een inzwenkende geveltop. Centraal op de benedenverdieping een vierledig deurvenster geflankeerd door rechthoekige vensters, voorzien van sierlijke, gebogen smeedijzeren tralies.

Het schrijnwerk werd waarschijnlijk vernieuwd, vermoedelijk naar oorspronkelijk model, met kleine rechthoekige roedeverdeling en waaiervorm in de bovenlichten.

De villa bewaart enkele eenvoudige interieurelementen in neoclassicistische stijl op de benedenverdieping en werd opgedeeld in appartementen.