Gaaf bewaard burgerhuis in een classicistisch geïnspireerde eclectische stijl, gedateerd 1908 in de sluitsteen boven de deur. Het huis werd volgens kadastrale gegevens gebouwd in opdracht van juffrouw Maria Delacroix, de zus van Léon Delacroix, eerste minister van 1918 tot 1920. Zie ook de initialen 'M DELA ϯ' in de sluitsteen boven het benedenvenster. De bouwaanvraag met plannen naar ontwerp van architect Maurice Peeters (Ukkel) dateert van 1908, zie ook de inscripte rechts in de onderbouw 'Maurice Peeters/ Architecte/ Uccle 1908'. De grot in de achtertuin werd volgens kadastrale gegevens omstreeks 1920 toegevoegd.

Verzorgd uitgewerkte en statige rijwoning van twee traveeën, souterrain en twee bouwlagen onder leien mansardedak met dakvensters tussen voluutvormige vleugelstukken. Lijstgevel met een parement van simili; enkelhuisopstand gemarkeerd door een bredere venstertravee en een smalle deurtravee; inspringende bovenverdieping, vooraf gegaan door een balusterbalkon. Gebruik van klassieke elementen als de plint met imitatiebanden, al dan niet gegroefde pilasterstijlen voor de deur en vensters, muuropeningen in entablementomlijstingen met op de benedenverdieping sluitstenen met loofwerk, verzorgd smeedijzeren traliewerk, balusters en een fries met spiegelpanelen onder een aflijnende tandlijst en kroonlijst. Korfbogig benedenvenster en rechthoekige bovenvensters. Ten dele decoratief uitgewerkt schrijnwerk. Rechthoekige deur met rondbogig bovenlicht eveneens gevat in een entablementomlijsting. Bewaarde paneeldeur met guirlandeversiering.

De achtergevel is opgetrokken uit baksteen op een onderbouw van blauwe hardsteen en geritmeerd door veelvuldige banden van witte baksteen. Rechts gemarkeerd door een uitspringende torenvormig uitgewerkte travee onder een ingesnoerde leien spits met bekronende windwijzer. De linker travee wordt vooraf gegaan door een overdekt terras, afgesloten door een neoclassicistisch uitgewerkte ijzeren leuning. Dito leuning voor het bekronende balkon. Steekboog- en rondboogvormige vensters.

Neoclassicistisch interieur met traditionele plattegrond: links een smalle travee voor de circulatie, rechts een bredere travee voor de woonfunctie. In het souterrain was de keuken ingericht; de keramische tegelvloer bleef bewaard. Begane grond met links de inkomhal met dadelijk rechts de ingang naar het souterrain, gevolgd door de traphal, geflankeerd door een enfilade van drie salons. Hal gekarakteriseerd door een mozaïekvloer, wanden met beschildering van marmerimitatie, een marmeren trap, een bewaard houten kapstokmeubel en een stucplafond met tandlijst en uitgespaarde hoeken. In de traphal, houten trap met obeliskvormige trappaal, zie ook de trappaal van inkomhal naar souterrain. Achteraan gelegen, verborgen diensttrap. Salons voorzien van parketvloeren en een mozaïekvloer, marmeren schouwen, wandbespanningen en diverse stucplafonds. Derde salon verbonden met traphal door gecanneleerde Korinthische zuilen. Gelijkaardige zuilen in het eerste salon tegen de straatzijde, als ondersteuning van de bovenliggende inspringende straatgevel met balkon. De ruimtes van de begane grond zijn toegankelijk via beglaasde deuren met houten roeden en bijhorend sluitwerk. Op de verdieping eveneens parket, stucwerkplafonds en eenvoudige marmeren schouwen; een gang voorzien van rechthoekige deuromlijstingen met frontonbeëindiging; houten deuren met uitgespaarde hoeken. De woning is uitgerust met historische comfortvoorzieningen zoals gietijzeren radiatoren in hun gerasterde kasten, sporen van oorspronkelijke gasverlichting en waterverdeling via verdwenen waterbassin op de derde bouwlaag.

Aantrekkelijke stadstuin bestaande uit een lang, smal gazon, afgezoomd door struiken (onder meer diverse soorten rododendron) en klimplanten (goudenregen, trompetklimmer), met aan het uiteinde een tuinvaas en, daarachter, een waterbekken dat via een stenen kanaaltje gevoed wordt vanuit een pittoreske, met klimop begroeide en met spiegels en stalactieten beklede, artificiële grot.