erfgoedobject

Duitse bunker Ua3

bouwkundig element
ID
216934
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/216934

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Duitse bunker Ua3
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Duitse bunker Ua3
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Duitse bunker
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Duitse bunker in een weide ten zuidoosten van Goedeboterstraat 39, de zogenaamde Bombeure hoeve, ten zuidwesten van het Bombeuregeleed. In de aanpalende weide op 200 meter ten zuidoosten van deze bunker ligt een gelijkaardige bunker, aangeduid met Ua4. Op 350 meter ten noordwesten ligt een derde bunker van hetzelfde type, aangeduid met Ua2.

Historisch overzicht

Duitse bunker van het type Einheitsunterstände, in de winter van 1917-1918 opgetrokken langs de Flandern II Stellung. De bunker kreeg de aanduiding Ua3 mee op militaire stafkaarten.

Historische context

Oudenburg lag tijdens de Eerste Wereldoorlog in het zogenaamde Marinegebiet. Hiermee wordt dat deel van de Duitse frontzone en het hinterland bedoeld, dat bezet werd door het Marinekorps Flandern. In vogelvlucht lag het dorp op bijna vijftien kilometer van het front bij de IJzer verwijderd, en op ongeveer acht kilometer van het kustfront bij Oostende.

Dichter bij het front waren reeds verschillende opeenvolgende stellingen en Riegel uitgebouwd, met tal van bunkers. Eind juni 1917 werd aan het 4. Armee (waaronder het Marinekorps Flandern ressorteerde) gevraagd om het tracé van meer achteruit gelegen stellingen en Riegel (grendelstellingen) te onderzoeken. De Flandern IV Stellung diende te lopen van Oostende, over Torhout, Izegem, ten westen van Kortrijk, Moeskroen, Wattrelos tot ten westen van Toufflers, waar ze aansluiting diende te vinden op de Wotan III-Stellung bij het 6. Armee.

Na de Derde Slag bij Ieper (31 juli – 10 november 1917) was de frontsituatie voor het Duitse leger sterk gewijzigd, waardoor de stellingen herbekeken dienden te worden. De Flandern IV Stellung werd vanaf eind november 1917 hernoemd naar de Flandern II Stellung. Mogelijk zijn de voorbereidingen voor de uitbouw van deze stelling in het Marinegebiet begonnen in oktober 1917, net zoals in het Operationsgebiet meer zuidwaarts het geval was. Het tracé van de Flandern II Stellung was uiteindelijk vastgelegd op een lijn die begon net ten westen van Oostende via Oudenburg, voor Torhout tot ten oosten van Beveren-Roeselare, over De Tasse, Kachtem, Izegem, Lendelede, Gullegem naar Wevelgem. Deze stelling was tegen het einde van de oorlog maar ten dele uitgebouwd.

De Flandern II Stellung in Oudenburg

In Oudenburg werd voorzien dat de Flandern II Stellung uit twee verdedigingslijnen zou bestaan, elk voorzien van bunkers. De meest westelijke verdedigingslijn diende uit gewone Unterstände bestaan, terwijl de tweede lijn ook enkele commandoposten zou bevatten. Net vóór de meest westelijke verdedigingslijn werden meerdere rijen versperringen opgeworpen.

In Oudenburg, waar onder meer een Pionierpark op divisieniveau was ingericht, werd tijdens de oorlog een spoorwegnetwerk aangelegd. Hierbij werden zowel sporen van het type Kleinbahn als het type Förderbahn aangelegd. Met Kleinbahn werd een één-meterspoor bedoeld. Deze liep onder meer van aan de noordelijke zijde van het kanaal Plassendale-Nieuwpoort, over een brug en via de velden richting Goedeboterstraat, die ze kruiste ter hoogte van onderhavige bunker om vervolgens via de velden ten westen van en parallel met de Westkerksestraat richting Westkerke te lopen, waar ze aansloot op een west-oost georiënteerde lijn. Deze Kleinbahn was in ieder geval al in september 1917 aangelegd. Met Förderbahnen werden sporen van 60 centimeter breed of smaller bedoeld, waarop karretjes handmatig geduwd moesten worden. Die Förderbahnen takten af van de Kleinbahn, telkens naar de sites waar de bunkers werden opgetrokken.

Volgens een kaart van december 1917 was de bouw van een hele reeks bunkers, waaronder de bewaarde exemplaren, in december 1917 reeds gaande. Op de kaart van januari 1918 werden de bunkers van de eerste verdedigingslijn aangeduid met Ua (U voor Unterstand, a voor eerste verdedigingslijn), gevolgd door een nummer, die van de tweede lijn met Ub, gevolgd door een nummer.

De 3. Landwehr Pionier Kompagnie was betrokken bij de bouw van deze bunkers. Deze genie-eenheid bevond zich tussen december 1917 en begin februari 1918 bij Oudenburg en Zandvoorde, waar ze hoofdzakelijk werd ingezet bij de bouw van betonnen constructies en bij ontwateringswerken. Vermoedelijk werden ook burgers of krijgsgevangenen al dan niet verplicht ingezet bij de uitvoering van deze werken.

Op de Duitse stafkaarten van december 1917 en januari 1918 wordt de stand van zaken van de bunkerbouw in Oudenburg weergegeven. De bouw van vijf bunkers in de eerste verdedigingslijn was in december 1917 gaande. Dit gold eveneens voor vier bunkers in de tweede lijn. Daarnaast waren er nog een groot aantal andere bunkers voorzien. Wellicht zijn deze nooit opgetrokken. Vanaf maart 1918 bereidde het Duitse leger namelijk een aantal voorjaarsoffensieven voor, waardoor dergelijke defensieve stelling strategisch gezien geen nut meer zou hebben en de bunkerbouw werd stilgelegd. Enkel de constructies die op de stafkaarten gemarkeerd staan als Im Bau zijn effectief te zien op luchtfoto’s uit mei en juni 1918.

De bewaarde bunkers werden op de militaire stafkaart van januari 1918 aangeduid met Ua3, Ua4 en Ub1. Onderhavige bunker was aangeduid met Ua3. De eveneens bewaarde bunker tussen Ua1 en Ua3, die logischerwijze met Ua2 zou moeten worden aangeduid en ook al als een in bouw zijnde bunker wordt gemarkeerd op de militaire stafkaart van december 1917, is niet aangeven op de kaart van januari 1918, maar dit is ongetwijfeld een vergetelheid.

Einheitsunterstände

De Duitse bewaarde bunkers Ua2, Ua3, Ua4 en Ub1 betreffen zogenaamde Einheitsunterstände, soms ook aangeduid als Gruppenunterstände. Dit betreft een gestandaardiseerd ontwerp dat in het najaar van 1917 in zwang kwam. Dergelijke Einheitsunterstand kon voor diverse doeleinden gebruikt worden: als commandopost of als communicatiepost of als verblijfplaats voor twee groepen infanterie of voor één groep infanterie en twee mitrailleurs met bediening, enzovoort. Het grote voordeel van dergelijk standaardontwerp was de vereenvoudiging van het bouwproces en de verregaande standaardisatie van de benodigdheden. Ook het feit dat de bouw probleemloos kon verdergezet worden door andere eenheden, was een groot voordeel. Einheitsunterstände werden vanaf eind 1917 massaal opgetrokken in de meer achterwaarts gelegen stellingen, zowel in de Ieperboog als aan het IJzerfront en het Marinegebiet.

Een Einheitsunterstand bestond uit een dubbele betonnen schuilplaats, eventueel met aanpalende observatiepost. Het grondplan bestond uit twee L-vormige (gebroken) toegangen aan de achterzijde, die de uiteinden vormden van één gang, waarop op zijn beurt twee ruimtes uitgaven. Gebroken toegangen dienden te voorkomen dat de binnenruimtes rechtstreeks getroffen konden worden door granaatscherven. Elke buitentoegang kon via een smalle, verticale schietgleuf vanuit de respectievelijke verblijfsruimte geobserveerd en desnoods onder vuur genomen worden. In de gang waren er normaal gezien één grote nis of meerdere nissen voorzien.

De plafonds van de twee rechthoekige ruimtes bestonden ofwel uit zogenaamde Wellblechbogen (gebogen gegolfde plaatijzers) ofwel uit dicht bij elkaar geplaatste stalen balken of spoorrails, waartussen soms houten beplanking werd geplaatst. Gewelfde plafonds uit gewapend beton op Wellblechbogen hadden meer voordelen omdat ze een grotere weerstandskracht zouden genereren en gemakkelijker te hanteren waren. Anderzijds waren ruimtes, waarvan het plafond verstevigd was met stalen balken, overal even hoog en dus comfortabeler in vergelijking met ruimtes onder Wellblechbogen.

De twee rechthoekige verblijfruimtes waren normaliter onderling met elkaar verbonden via een lage doorgang. Ze bevatten eventueel enkele nissen, onder meer voor een kachel, met bovenaan in de nis een buis voor rookafvoer die uitmondde aan de achterzijde van de bunker. Doorheen het plafond zaten doorgaans kleine verticale openingen, die fungeerden als verluchtingsgaten en periscoopopeningen. De binnenmuren waren voorzien van uitsparingen voor houten planken waarin haken of nagels staken waaraan bedrading, kledij, of ander materiaal opgehangen kon worden.

Aan de achterzijde van de bunker bevond zich een betonnen trap en richel, waarop manschappen konden staan om een mitrailleur vanaf het dak te bedienen. Bij sommige Einheitsunterstände was er nog een bijkomend observatiegedeelte aan de bunker gebouwd, met een mangat doorheen het dak, dat via klimijzers of een ladder bereikt kon worden. Dit observatiegedeelte kon vanaf de gang of via een afzonderlijke, lage toegang bereikt worden. Een aparte toegang tot het observatiegedeelte zou veiliger zijn voor de manschappen in de bunker.

Tweede Wereldoorlog

Wellicht werden de Duitse bunkers uit de Eerste Wereldoorlog hergebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1943 was er in ieder geval een Duits hoofdkwartier gevestigd in het centrum van Oudenburg, meer bepaald van het derde bataljon van het 216de Infanterie Regiment (171ste Infanteriedivisie). Mogelijk werden toen bakstenen elementen aan de Einheitsunterstände uit de Eerste Wereldoorlog toegevoegd, zoals de bakstenen sporen op het dak van deze bunker.

Beschrijving

Nagenoeg volledig bovengrondse betonnen militaire constructie in een weide ten zuidoosten van Goedeboterstraat 39, ten zuidwesten van het Bombeuregeleed.

De constructie is opgetrokken aan de hand van beton, dat gegoten is tegen een houten bekisting.

Het betreft een constructie met een rechthoekige plattegrond, op het uitspringend gedeelte in de noordelijke hoek na (observatiepost). Het dak helt lichtjes af naar zuidwestelijke zijde.

Aan noordoostelijke zijde vormt een uitspringend deel van de buitenmuur tussen de twee toegangen een richel met betonnen trap. Vanaf deze richel kon een mitrailleur bediend worden, waarbij het dak als borstwering fungeerde. Boven deze richel zitten twee kleine vierkante openingen (rookafvoer). Aan noordoostelijke zijde zit een derde, lage toegang tot het observatiegedeelte van de bunker, bestaande uit een vierkant mangat met klimijzers. Het mangat mondt in het dak uit in een dieperliggend vlak. In het dak zijn twee openingen te zien, één per binnenruimte (ventilatie- en periscoopopening). De randen van deze openingen zijn met baksteen afgezet. Tegen de dakrand zitten gebogen ijzers, voor de bevestiging van camouflagenetten.

De twee grote toegangen aan noordoostelijke zijde vormen de L-vormige uiteinden van een gang, die op zijn beurt toegang verleent tot twee binnenruimtes. Het plafond van de gang is verstevigd met stalen balken waartussen houten beplanking is aangebracht. Ter hoogte van de buitentoegangen zit telkens een opening in de muur tussen gang en binnenruimte, die naar buiten toe verbreedt. Aan de binnenzijde van de noordoostelijke buitenmuur is een nis uitgewerkt.

  • Domein Raversijde Oostende, Collectie militaire stafkaarten Eerste Wereldoorlog, Leffinghe, Target Map No. 4, 1/9/1917.
  • Koninklijk Legermuseum Brussel, Fonds C.D.H., Inventaire QGT nr 27, map 533, grondplan nummer 284 met bijhorende doorsnede observatiepost.
  • Koninklijk Legermuseum Brussel, Collectie militaire luchtfoto’s Eerste Wereldoorlog (geraadpleegd in het Kenniscentrum In Flanders Fields Museum Ieper), Belgische luchtfoto’s 20/5/1918 (dianummer 7537 respectievelijk 7548, FID 6743 respectievelijk 7622), Britse luchtfoto 7/6/1918 (dianummer 7538, FID 6744).
  • Militärarchiv Freiburg, PH3/1906: Vorschriften für den Stellungskrieg für alle Waffen. Ergänzungsheft zum Teil 1b vom 15.12.16. Betonbauten. Vom 15 November 1917. Herausgegeben vom Chef des Generalstabes des Feldheeres, Berlin; PH3/1907: Vorschriften für den Stellungskrieg für alle Waffen. Teil 1b. Einzelheiten über Stellungsbau. Vom 26. August 1918. Herausgegeben vom Chef des Generalstabes des Feldheeres, s.l.; PH5-II/44: Zu A.O.K. 4. Einheitsunterstand aus Eisenbeton für Gefechtsstände oder Nachrichtenräume oder 2 Gruppen Infanterie oder 1 Gruppe Inf. Und 2 M.G. mit Bedienung; PH14/109: diverse schetsen Gruppe Wijtschate, oktober – november 1917.
  • Hauptstaatsarchiv Stuttgart, M203, nr. 100: 3. L.Pi.K. 13, Stellung Flandern II, december 1917; M203, nr. 101: 3. L. Pi. K13, Stellung Flandern II, januari 1918.
  • DESEYNE A. 2007: De kust bezet 1914-1918, Brugge.
  • DHAEZE W. & VELLE P. 2010: Waarderend archeologisch onderzoek te Westkerke, site Vervlotenweg (1, 2, 6, 13, 26 en 27 april 2010), Archeologische Rapporten Oudenburg, 8, Oudenburg.
  • KNIES L. 1927: Das Württbg. Pionier-Bataillon im Weltkrieg 1914-1918, Stuttgart.
  • VANCOILLIE J. 2008: Het 4. Armee tijdens de eerste fase van de Abwehrschlacht in Flandern 28.09.1918-13.10.1918, Shrapnel, september 2008.
  • VANCOILLIE J. & BLIECK K. 2016: Bouwen aan het front. Loopgraven, schuilplaatsen en betonbunkers van het Duitse leger aan het Ieperfront 1914-1918, Zonnebeke.
  • Informatie verkregen van Frank Philippart, Simon Stevinstichting, werkgroep Moderne Fortificaties (13 september 2014).

Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/35014/102.1, Duitse bunker Ua3 uit de Eerste Wereldoorlog in Oudenburg (DECOODT H., 2016).
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Duitse bunker Ua2

  • Is gerelateerd aan
    Duitse bunker Ua4

  • Is deel van
    Goedeboterstraat


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Duitse bunker Ua3 [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/216934 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.