Duitse bunker ten zuidwesten van de hoeve op adres Moorselestraat 165. De bunker ligt net ten noorden van de spoorlijn Poperinge-Kortrijk, ten noordoosten van het centrum van Menen.
Menen lag in het Duitse hinterland. De stad fungeerde tijdens de oorlog als een typische garnizoenstad en belangrijke logistieke draaischijf voor de Duitse bezetters. Hier werden duizenden militairen ingekwartierd, werden munitiedepots en pionierparken ingericht, evenals vliegvelden, hospitalen, militaire bakkerijen, badinrichtingen, magazijnen, cinema’s, enzovoort. De bestaande wegen- en spoorwegeninfrastructuur werd hiertoe drastisch uitgebreid.
Ter hoogte van Menen werden ook stellingen uitgebouwd. Ten westen van Menen werd de Flandern II Stellung uitgebouwd. Het tracé van de Flandern III Stellung liep ten oosten van de stad. De Meenen Riegel diende een grendelstelling te vormen tussen de Flandern II en Flandern III Stellung. Eind november 1917, na de Derde Slag bij Ieper herdefinieerden de Duitsers hun Flandern-stellingen. Een groot deel van de voormalige Flandern II Stellung tussen de Ledegem-Riegel tot aan de Lys-Riegel werd geïntegreerd in de Meenen Riegel. In en rond de stad werd onder meer zwaar spoorweggeschut opgesteld. Zo is er sprake van een groot Duits spoorwegkanon in een loods op het gehucht ’t Voske aan de Bruggepoort, op één kilometer ten westen van deze hoeve. Dit kanon werd dan per spoor verplaatst naar het gehucht Koekuit ten westen van Menen of verder tot in Wervik.
Toen het geallieerde Bevrijdingsoffensief van start ging op 28 september 1918, lag Menen in de sector van het Britse Second Army. Toen de tweede fase van het Bevrijdingsoffensief van start ging op 14 oktober 1918, werd zwaar gevochten voor de verovering van de westelijke zijde van Menen. De dag voordien hadden de Britten alle wegen naar Menen, evenals plaatsen zoals het station en de wijk Koekuit, zwaar bestookt met onder meer gasgranaten. De 34ste Britse divisie kon de 14de oktober oprukken tot tegen de noordwestelijke rand van Menen. De bunkers werden uitgeschakeld met behulp van vlammenwerpers, revolvers en handgranaten. Ook Hoogpoort werd die dag bevrijd. Die avond trokken de Duitse troepen zich terug tot op het lijn Izegem – Gullegem – Wevelgem – Halluin. Hiermee werd ook Menen uit handen gegeven.
De hoeve waarbij deze bunker werd opgetrokken, werd op Britse stafkaarten aangeduid met Limber Farm. Net ten zuiden van de hoeve liep de spoorlijn Poperinge-Kortrijk. In de loop van 1917 werd het spoor ten zuiden van de hoeve ontdubbeld, om een aftakking te realiseren naar het spoor tussen Menen en Roeselare.
De bunker is zichtbaar op een luchtfoto van 22 augustus 1917. Naar verluidt zou deze bunker opgetrokken zijn met de hulp van Russische krijgsgevangenen. De bunker zou gefungeerd hebben als opslagplaats voor munitie, die gebruikt werd voor een vlakbij geplaatst spoorwegkanon.
In mei 1940 zouden er vluchtelingen in de bunker geschuild hebben.
Om de impact van beschietingen op een verdedigingswerk te beperken, werd reeds vóór de Eerste Wereldoorlog gezocht naar specifieke bouwmethodes, waarbij tussen de twee betonlagen (of baksteenlagen) in, een tussenlaag werd aangelegd uit zand of aarde. Zodoende kon de bovenste laag de schok breken, terwijl de tussenlaag kon samengedrukt worden. Op die manier kon de impact van een inslaand projectiel opgevangen worden. Dit werd onder meer al toegepast bij de bouw van vooroorlogse forten. De Franse en Duitse fortenbouwers gebruikten hierbij een laag zand van één meter dikte, de Belgische fortenbouwers een laag van veertig centimeter. Bij het Fort van Steendorp bijvoorbeeld, daterend uit 1889, werd op de bakstenen gewelven een betonlaag van één tot anderhalve meter dik gegoten. Tussen het gewelf en het beton werd een laag zand gelegd.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd deze techniek ook toegepast. De Britse engineers probeerden zelfs om constructies te creëren, waarbij de bovenlaag uit gewapend beton met de dakbedekking uit gewapend beton van de binnenste constructie werd gescheiden door een laag lucht van 15cm. De bouw van dergelijke constructies met een laag lucht bleek in de praktijk echter onmogelijk. Een laag aarde kon even efficiënt zijn in het opvangen van de schok. Ook in het Franse leger werd geëxperimenteerd met dergelijke gelaagde bedekking, zonder veel succes. Voor zover bekend, werden dergelijke technieken nauwelijks in het Duitse leger toegepast.
Bij de bunker in Menen zou er oorspronkelijk een laag aarde tussen de twee betonnen lagen gezeten hebben.
Halfondergrondse betonnen militaire constructie die onder een bijkomende laag beton is gebracht. De samenstelling van het beton van deze bovenste laag is anders: het betreft beton met vermoedelijk een lager cementgehalte. De bovenste laag was ook ten dele met wapeningsijzers versterkt. Tussen de betonnen bunker en de bijkomende betonnen laag zat een laag aarde of zand.
De bovenste laag helt lichtjes af naar westelijke zijde, om vervolgens schuin naar beneden te lopen. Schuinaflopende wanden hebben als voordeel dat eventuele inslagen afgeleid konden worden, waardoor de kans op voltreffers aanzienlijk verlaagd werd. Een deel van de afdekkingslaag aan oostelijke zijde is weggenomen. Het beton van de eigenlijke bunker was gegoten tegen een houten bekisting. Enkel het toegangsgedeelte tot de feitelijke bunker was niet met een bijkomende betonlaag afgedekt. Deze toegang loopt naar beneden en geeft uit op één ruimte.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/34027/101.1, Duitse bunker ‘Limber Farm’ uit de Eerste Wereldoorlog in Menen (DECOODT H., 2016).
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2016: Duitse bunker Limber Farm [online], https://id.erfgoed.net/teksten/193734 (geraadpleegd op ).
Duitse bunker ten zuidwesten van hoeve, net ten noorden van de spoorlijn Kortrijk – Menen.
Naar verluidt Duitse munitiebunker uit de Eerste Wereldoorlog, in 1917 opgetrokken door Russische krijgsgevangenen bij een hoeve die door de Britten werd aangeduid met 'Limber Farm'. Deze hoeve lag net ten noordoosten van de kruising van de spoorlijnen Kortrijk-Menen en Menen-Roeselare. Vlakbij deze bunker (volgens sommigen op de hoeve zelf) stond spoorweggeschut opgesteld, waarvoor de munitie in onderhavige bunker werd opgeslagen.
In mei 1940 schuilden volgens de eigenaar vluchtelingen in de bunker.
Betonnen constructie die onder een dikke laag bedekking is gebracht, die aan oostelijke zijde deels is weggenomen. Afgaande op een foto ten tijde van deze afbraak, kan gesteld worden dat er zich tussen de betonnen bunker en de bovenste betonnen laag, die met wapeningsijzers is versterkt, een laag zand aangebracht was. Het dak helt lichtjes af naar westelijke zijde toe. De zijwanden lopen schuin af. Ter hoogte van de toegang aan oostelijke zijde was er geen dergelijke beschermingslaag aangebracht. Deze toegang loopt naar beneden en geeft naar verluidt uit op één ruimte.
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2014: Duitse bunker Limber Farm [online], https://id.erfgoed.net/teksten/163979 (geraadpleegd op ).