Duitse bunker in de tuin achter de woningen met adres Hogeweg 295 en 297. De bunker is zichtbaar vanaf de Veldstraat. Gelegen ten westen van het centrum van Menen, op het gehucht Koekuit.
Menen lag in het Duitse hinterland. De stad fungeerde tijdens de oorlog als een typische garnizoenstad en belangrijke logistieke draaischijf voor de Duitse bezetters. Hier werden duizenden militairen ingekwartierd, werden munitiedepots en pionierparken ingericht, evenals vliegvelden, hospitalen, militaire bakkerijen, badinrichtingen, magazijnen, cinema’s, enzovoort. De bestaande wegen- en spoorwegeninfrastructuur werd hiertoe drastisch uitgebreid.
Ook ter hoogte van Menen werden ook stellingen uitgebouwd. Ten westen van Menen werd de Flandern II Stellung uitgebouwd. Het tracé van de Flandern III Stellung liep ten oosten van de stad. De Meenen Riegel diende een grendelstelling te vormen tussen de Flandern II en Flandern III Stellung. Eind november 1917, na de Derde Slag bij Ieper herdefiniëerden de Duitsers hun Flandern-stellingen. Een groot deel van de voormalige Flandern II Stellung tussen de Ledegem-Riegel tot aan de Lys-Riegel werd hierbij geïntegreerd in de Meenen Riegel.
Toen het geallieerde Bevrijdingsoffensief van start ging op 28 september 1918, lag deze regio in de sector van het Britse Second Army. Op 1 oktober probeerden de Britten via meerdere aanvallen vanaf de weg Geluwe-Wervik de Duitse weerstand bij Geluwe te doorbreken, met relatief zware verliezen tot gevolg, maar deze aanvallen werden steeds opnieuw afgeslagen. Na vier dagen offensief stagneerde het front op de lijn Roeselare – Ledegem – Geluwe – Wervik – Komen. De dorpskernen van Geluwe en Wervik waren nog steeds in Duitse handen. Op 2 oktober werd een nieuwe aanval opgezet om Geluwe en Menen in te nemen. Uiteindelijk werd het noordelijke deel van het dorpscentrum van Geluwe ingenomen. Na de felle gevechten van 2 oktober viel het Bevrijdingsoffensief stil. Op 13 oktober werd de hele streek tussen Geluwe en Menen, evenals het stadscentrum van Menen zwaar beschoten, als voorbereiding op de algemene aanval van 14 oktober (begin tweede fase van het offensief). Alle wegen naar Menen werden onder meer met gasgranaten bestookt, evenals het station van Menen en de Koekuit. De 34ste Britse divisie kon op 14 oktober oprukken tot tegen de noordwestelijke rand van Menen. De bunkers werden uitgeschakeld met behulp van vlammenwerpers, revolvers en handgranaten. Die avond trokken de Duitse regimenten zich terug tot op het lijn Izegem – Gullegem – Wevelgem – Halluin. Hiermee werd ook Menen uit handen gegeven.
De bunker langs de Veldstraat werd aangelegd net achter de tweede verdedigingslijn van de Meenen Riegel. De bunker wordt aangegeven op een Britse stafkaart van eind december 1917. Vanaf het smalspoor (Förderbahn) dat vanaf het station van Menen pal in westelijke richting liep, werd een kleine aftakking gerealiseerd tot aan deze bunker. Ten oosten lag een goederenstation en dichterbij een Exerzierplatz (oefenterrein). Er waren tal van draadversperringen aangelegd. In de onmiddellijke omgeving van de bunker waren barakken en andere bunkers opgetrokken. Het was met andere woorden een zone met bijzonder veel militaire infrastructuur. Zijn ligging net achter de Meenen Riegel kan er op wijzen dat deze bunker bedoeld was als commandopost.
De bunker betreft een zogenaamde Einheitsunterstand, soms ook aangeduid als Gruppenunterstand . Dit betreft een gestandaardiseerd ontwerp dat in het najaar van 1917 in zwang kwam. Dergelijke Einheitsunterstand kon voor diverse doeleinden gebruikt worden: als commandopost of als communicatiepost of als verblijfplaats voor twee groepen infanterie of voor één groep infanterie en twee mitrailleurs met bediening, enzovoort. Het grote voordeel van dergelijk standaardontwerp was de vereenvoudiging van het bouwproces en de verregaande standaardisatie van de benodigdheden. Ook het feit dat de bouw probleemloos kon overgenomen worden door andere eenheden, was een groot voordeel. Einheitsunterstände werden vanaf eind 1917 massaal opgetrokken in de meer achterwaarts gelegen stellingen, zowel in de Ieperboog als aan het IJzerfront en het Marinegebiet.
Een Einheitsunterstand bestond uit een dubbele betonnen schuilplaats, eventueel met aanpalende observatiepost. Het grondplan bestond uit twee L-vormige (gebroken) toegangen aan de achterzijde, die de uiteinden vormden van één gang, waarop op zijn beurt twee ruimtes uitgaven. Gebroken toegangen dienden te voorkomen dat de binnenruimtes rechtstreeks getroffen konden worden door granaatscherven. Elke buitentoegang kon via een smalle, verticale schietgleuf vanuit de respectievelijke verblijfsruimte geobserveerd en desnoods onder vuur genomen worden. In de gang waren er normaal gezien één grote nis of meerdere nissen voorzien.
De plafonds van de twee rechthoekige ruimtes bestonden ofwel uit zogenaamde Wellblechbogen (gebogen gegolfde plaatijzers) ofwel uit dicht bij elkaar geplaatste stalen balken of spoorrails, waartussen soms houten beplanking werd gestoken. Gewelfde plafonds uit gewapend beton op Wellblechbogen hadden meer voordelen omdat ze een grotere weerstandskracht zouden genereren en gemakkelijker te hanteren waren. Anderzijds waren ruimtes, waarvan het plafond verstevigd was met stalen balken, overal even hoog en dus comfortabeler in vergelijking met ruimtes onder Wellblechbogen.
De twee rechthoekige verblijfsruimtes waren normaliter onderling met elkaar verbonden via een lage doorgang. Ze bevatten eventueel enkele nissen, onder meer voor een kachel, met bovenaan in de nis een buis voor rookafvoer die uitmondde aan de achterzijde van de bunker. Doorheen het plafond zaten doorgaans kleine verticale openingen, die fungeerden als verluchtingsgaten en periscoopopeningen. De binnenmuren waren voorzien van uitsparingen voor houten planken waarin haken of nagels staken waaraan bedrading, kledij, of ander materiaal opgehangen kon worden.
Aan de achterzijde van de bunker bevond zich een betonnen trap en richel, waarop manschappen konden staan om een mitrailleur vanaf het dak te bedienen. Bij sommige Einheitsunterstände was er nog een bijkomend observatiegedeelte aan de bunker gebouwd, met een mangat doorheen het dak, dat via klimijzers of een ladder bereikt kon worden. Dit observatiegedeelte kon vanaf de gang of via een afzonderlijke, lage toegang bereikt worden. Een aparte toegang tot het observatiegedeelte zou veiliger zijn voor de manschappen in de bunker.
Halfondergronds gelegen betonnen militaire constructie met een rechthoekig grondplan, op de uitspringende toegangen na. Het beton is gegoten tegen een houten bekisting en verstevigd met ronde wapeningsijzers. In de buitenmuren zijn ijzers ingewerkt, voor de bevestiging van camouflage.
Aan oostelijke zijde is tussen de twee toegangen een richel in de buitenmuur uitgewerkt. Vanaf deze richel kon een mitrailleur bediend worden, waarbij het dak als borstwering fungeerde. De twee toegangen bestaan elk uit een trappenpartij, aan beide zijden beschermd door twee bijkomende muurtjes.
De twee toegangen aan oostelijke zijde vormen de L-vormige uiteinden van een gang, die op zijn beurt toegang verleent tot twee rechthoekige binnenruimtes. Ter hoogte van de deuropeningen zijn houten stijlen bewaard, voor de bevestiging van een deur. Het plafond van de gang is verstevigd met stalen balken, waartussen deels bewaarde houten beplanking zit. Hier en daar zitten ijzeren haken in het plafond. In de oostelijke muur van de gang is, ter hoogte van de richel, een grote nis uitgespaard. In de vloer van de gang zitten twee vierkante openingen (waterafvoer).
Het plafond van de twee binnenruimtes is eveneens versterkt met stalen profielen, waartussen houten beplanking zat, die deels bewaard is. In het plafond zitten openingen (ventilatie, periscoopgaten). In de betonnen muren zitten uitsparingen met houten planken. In de binnenmuur is in elke ruimte een hoge nis uitgespaard, met bovenaan een opening in het plafond voor de rookafvoer van de kachel die hier geplaatst kon worden.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/34027/102.1, Duitse bunker Koekuit uit de Eerste Wereldoorlog in Menen (DECOODT H., 2016).
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2016: Duitse bunker [online], https://id.erfgoed.net/teksten/193736 (geraadpleegd op ).
Halfondergrondse betonnen militaire post in tuin bij Hogeweg 295, zichtbaar vanaf de Veldstraat.
Duitse bunker, in 1917 opgetrokken net achter de 'Meenen Riegel', een dubbele stelling die ten westen van Menen liep. Er takte een smalspoor af tot tegen de bunker. In de onmiddellijke omgeving werden meerdere structuren opgetrokken, waaronder barakken.
Halfondergrondse betonnen militaire post met rechthoekig grondplan. Het beton is gegoten tegen een houten bekisting. De randen van het dak zijn afgeschuind. De beschadigingen aan de noordwestelijke hoek zijn mogelijk het gevolg van een inslag.
Aan oostelijke zijde zitten twee toegangen, bereikbaar via trapjes tussen scherfmuren. Tussen deze toegangen springt de muur wat uit, wellicht met de bedoeling om een richel te vormen. Volgens de bewoners is de bunker binnenin in drie ruimtes verdeeld.
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2014: Duitse bunker [online], https://id.erfgoed.net/teksten/164117 (geraadpleegd op ).
Bijna volledig ondergrondse betonnen constructie in tuin van woning Hogeweg 295, zichtbaar vanaf de Veldstraat. Gelegen op ongeveer 1500 meter ten westen van het centrum van Menen, op ongeveer 200 meter ten noorden van de Duitse schuilplaats Ch. Capellestraat. De omgeving is grotendeels bebouwd.
Naar verluidt betreft het een ondergrondse militaire constructie van Duitse makelij.
Bron: WOI Relict (1702): Ondergrondse betonconstructie Hogeweg (Menen - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2005: Duitse bunker [online], https://id.erfgoed.net/teksten/393253 (geraadpleegd op ).