Bovengrondse betonnen militaire constructie aan de westzijde van de hoeve op adres Fleriskotstraat 15, ter hoogte van het Middelkerkegeleed, ten zuidwesten van de dorpskern van Wilskerke, op bijna anderhalve kilometer ten zuidoosten van de kustlijn bij Middelkerke.
Wilskerke lag tijdens de Eerste Wereldoorlog in het Marinegebiet. Hiermee wordt dat deel van de Duitse frontzone en het hinterland bedoeld, dat door het Marinekorps Flandern werd bezet. De hoeve waarbij onderhavige bunker werd opgetrokken, werd op Belgische militaire stafkaarten aangeduid als Pigeonnier .
Aangezien de gleuven van zowel de gelijkvloerse verdieping als van de kleine post bovenaan de bunker zuidwestelijk gericht zijn, dus richting het front bij Nieuwpoort, was deze bunker vermoedelijk in functie van het landfront opgetrokken. De bunker lag op minimum zes kilometer ten noordoosten van de frontlijn bij Nieuwpoort, op bijna anderhalve kilometer ten zuidoosten van de kustlijn, in een omgeving waar tal van verdedigingsstellingen waren uitgebouwd. De landsector die door het Marinekorps Flandern werd bezet, liep vanaf de IJzermonding tot aan Schore, tijdelijk tot aan Stuivekenskerke. De eerste linie werd gevormd door de IJzer. De 2. Stellung – vanaf het westen van Middelkerke via Slijpe en Sint-Pieterskapelle tot Keiem – werd vanaf 1915 aangelegd. Ten oosten van deze 2. Stellung werd vanaf eind 1916 de Flandern I Stellung aangelegd, vanaf Raversijde, via Leffinge en Zevekote naar Zande en verder. Tussen beide infanteriestellingen, die uitgerust werden met bunkers, werden Riegel of grendelstellingen aangelegd, doorgaans louter bestaande uit prikkeldraadversperringen, zoals de Wilskerke Riegel. Maar ook de kustlijn werd stevig uitgebouwd. Onder het Duinenfront wordt het stuk kust verstaan tussen de monding van de IJzer en Raversijde. Dit front vormde de voortzetting van het landfront. De duinen werden er stelselmatig door het Marinekorps versterkt. Vanaf de batterij Aachen in Raversijde tot aan de Nederlandse grens was de zogenaamde kustverdediging uitgebouwd. Het kustfront werd gedomineerd door een indrukwekkend aantal batterijen, die zodanig waren opgesteld, dat zij de ganse kuststrook konden bestrijken. Voor deze batterijen werden heuse kanonbeddingen met bijhorende bunkers opgetrokken.
De hoeve waar deze bunker werd opgetrokken, lag net achter, ten oosten van de 2. Stellung. Er liep een draadversperring vanaf de 2. Stellung en een andere Regimentsstand ten westen van Middelkerke tot aan deze commandopost. Ten oosten van de hoeve liep de Wilskerke Riegel.
Op het beschikbare kaartmateriaal staat bij de hoeve voor het eerst “Regt. St.” (Regimentsstand) op een Duitse stafkaart van 25 november 1917. De bouw van de bunker was zeker al gaande in juni 1917. Op de luchtfoto van 25 september 1917 is te zien hoe de bunker keurig onder een zadeldak was geplaatst. Dat dak diende als camouflage. Aan de achterzijde van de betonnen post was een stukje van dit dak hoger uitgewerkt, wellicht omwille van de toegang tot de betonnen post. Op een foto vanaf de begane grond, gedateerd in 1917, is een deel van dit camouflagedak te zien, evenals de houten bekisting aan de buitenzijde, waartegen de betonnen buitenmuren gegoten waren. De luiken aan de zuidoostelijke zijde van de bunker waren gepantserd, en niet vervaardigd uit beton zoals vandaag de dag bewaard aan noordwestelijke zijde. De gleuven aan zuidwestelijke zijde dienden wellicht als observatiegleuven. De aanwezigheid van observatiegleuven bij een commandopost komt wel vaker voor. In de officiële richtlijnen wordt wel benadrukt om het aantal openingen in muren aan vijandszijde zo veel als mogelijk te beperken, omdat dergelijke muuropeningen de betonnen constructie net meer kwetsbaar maakten. Deze konden best zo goed mogelijk gecamoufleerd worden, wat hier bereikt werd door het camouflagedak. Door de schuine opbouw van het dak boven de observatiepost zouden eventuele inslaande projectielen gemakkelijker afketsen. De vorm van dit dakje volgde trouwens min of meer de vorm van het zadeldak. Tegen de noordoostelijke hoek van de bunker was een aanbouw, vermoedelijk een barak opgetrokken. Ook elders op de hoevesite waren barakken en andere infrastructuur opgetrokken. Er liepen verschillende telefoonverbindingen naar de hoeve. Volgens geallieerde stafkaarten was er dan ook een telefooncentrale op de hoeve gevestigd. Opvallend is de verzorgde aanleg van de hoeve op de luchtfoto van 2 juni 1918, waarbij een tuintje was aangelegd net ten westen van de bunker en een andere tuin op het erf van de hoeve, tussen de twee dwarsschuren.
Na de Eerste Wereldoorlog werd de commandopost, zoals zoveel bunkers in het Duitse hinterland, ingetekend door de Service Technique du Génie. Opvallend hierbij is hoe het plan aantoont dat de bunker ten dele van binnenuit vernield was, namelijk centraal aan de achterzijde (noordoostelijke zijde). De bunker ziet er nog intact uit op een luchtfoto van 3 september 1918. Dit betekent wellicht dat een Duitse eenheid getracht heeft de bunker van binnen uit onklaar te maken bij hun terugtrekking tijdens het geallieerde Bevrijdingsoffensief (28 september - 11 november 1918), wat maar ten dele gelukt is. Op aanraden van het IV. Armeekommando werd het IJzerfront namelijk vanaf midden oktober 1918 ontruimd. Hierbij werden in ieder geval vele stukken geschut en belangrijke installaties, zoals in de havens van Oostende en Brugge zwaar beschadigd. Mogelijk is dit ook gebeurd met deze commandopost. Dit verklaart ook het gebruik van bakstenen metselwerk centraal aan de noordoostelijke zijde van de bunker, tegen en onder de betonnen buitenmuren. Met dit bakstenen metselwerk heeft men de bunker opnieuw gebruiksklaar gemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Aan de achterzijde werd volgens de eigenaar tijdens de Tweede Wereldoorlog een gaarkeuken aangebouwd. Deze gaarkeuken is nog niet te zien op een luchtfoto van 25 maart 1944, maar er is wel een kleine uitsprong centraal aan de achterzijde (noordoostelijke zijde) van de bunker waarneembaar, in een donkere kleur. Dit lijkt het bakstenen herstelmetselwerk aan de bunker te zijn die vandaag nog ten dele aanwezig is. Er is geen zadeldak zichtbaar op de luchtfoto van 25 maart 1944, de ronde post op het dak is wel duidelijk waarneembaar. Dat de bunker gebruikt werd tijdens de Tweede Wereldoorlog, is eveneens af te leiden uit de typische afwerking aan de binnenzijde van de bunker, waaronder de houten latten tegen het plafond en de fijn afgewerkte binnenmuren.
In 1961 werd er volgens de eigenaar onder een valse bodem bij de bunker munitie (kogels voor mitrailleurs, handgranaten) aangetroffen, waarschijnlijk afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog. Er waren naar verluidt vier vrachtwagens nodig om deze munitie af te voeren.
Min of meer rechthoekige betonnen militaire constructie van grosso modo 23 op 12 meter, met een iets smaller noordoostelijk gedeelte. Het beton is gegoten tegen een houten bekisting. Aan de noordoostelijke zijde zit ook baksteenmetselwerk.
Het dak is minimum twee meter dik en bevat ijzers aan de dakrand, voor de bevestiging van camouflage (vals dak). Op het dak zitten sporen van zwarte teer.
Op het gelijkvloerse niveau, in de zuidoostelijke hoek (onder de betonnen koepel) zitten drie openingen, die naar buiten toe verbreden, net zoals in de betonnen koepel zelf. In de noordwestelijke hoek zit nog een bijkomende gleuf.
Een gang in de lengte van de bunker verdeelt de bunker in twee delen. Aan de uiteinden van de gang zit telkens een zigzag lopende toegang, die aan de buitenzijde bijkomend beschermd worden door het iets breder westelijke deel van de bunker. Ter hoogte van deze toegangen zitten ijzers voor de bevestiging van een deur.
Het oostelijke deel bestaat uit drie ruimtes. Aan de zijkanten zitten telkens twee grote openingen, die naar buiten toe verbreden. Bij de openingen aan de noordwestelijke zijde zijn betonnen luiken bewaard gebleven, bevestigd aan ijzers.
Tegen het plafond van de verschillende ruimtes zijn houten latjes aangebracht. Venster- en deuropeningen zijn eveneens met houtwerk afgewerkt. Op de binnenmuren is een fijne afwerkingslaag aangebracht.
De betonnen koepel op het dak van de bunker kan bereikt worden via klimijzers aan de noordoostelijke zijde. Deze koepel bevat een toegang aan oostelijke zijde en drie gleuven aan westelijke zijde. Het dak van deze koepel verhoogt naar het oosten toe en bevat een ronde opening ter hoogte van de gleuven. Aan de binnenzijde is het plafond van deze koepel verstevigd met ijzeren profielen. Onder de gleuven is een gebogen ijzeren stel in de muur ingewerkt. Op het dak stonden oorspronkelijk twee schouwtjes, waarvan er één ter plaatse is gebleven.
Het is eigen aan bunkers dat er in de ondergrond in en rond de bunker constructieve elementen of militaire infrastructuur zitten die rechtstreeks verband houden met de bunker, zoals vloerplaten, waterafvoersystemen of bekabeling.
De bakstenen restanten aan de noordoostelijke zijde van de bunker dateren uit de Tweede Wereldoorlog. Op deze bakstenen was een cementlaag aangebracht.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/35011/103.1, Duitse regimentscommandopost uit de Eerste Wereldoorlog in Middelkerke (Wilskerke) (DECOODT H., 2016).
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2016: Duitse regimentscommandopost [online], https://id.erfgoed.net/teksten/193740 (geraadpleegd op ).
Grote Duitse bunker bij een hoeve aan het Middelkerkegeleed op 850 meter ten zuidwesten van de kerk van Wilskerke, op 1400 meter ten zuidoosten van de kustlijn bij Middelkerke.
Duitse bunker die fungeerde als commandopost voor de bevelhebbers van een regiment met observatietoren op het dak. De bunker is in de zomer van 1917 opgetrokken bij een hoeve, die op Belgische militaire stafkaarten stond aangeduid als 'Pigeonnier' (duiventil). Op dat moment lag Wilskerke in het gebied van de Derde Marinedivisie.
Deze bunker zou zijn opgetrokken door opgeëiste arbeiders, aldus de bewoner. De constructie was goed gecamoufleerd: op het dak was een vals zadeldak gecreëerd, waarop hetzelfde type dakpannen lag als op het dak van de nabijgelegen schuur, aldus een Duitse foto waarop ook de houten buitenbekleding van de bunker goed te zien is. De openingen in de koepel waren bedoeld als observatie-openingen. Opvallend zijn de bewaarde betonnen luiken in de zijmuren.
Tegen de noordoostelijke hoek van de bunker was een aanbouw gerealiseerd. In de onmiddellijke omgeving was nog heel wat militaire infrastructuur ingericht, waaronder barakken. Er liepen verschillende telefoonverbindingen naar deze hoeve. Op een luchtfoto van 2 juni 1918 is te zien hoe verzorgd de site erbij lag, met aangelegde tuin net vóór (ten zuidwesten van) de bunker en tussen de twee dwarsschuren.
De bunker werd volgens de bewoner tijdens de Tweede Wereldoorlog opnieuw gebruikt. Er werd toen onder meer een bakstenen gaarkeuken toegevoegd, die ten dele bewaard is. In 1961 zou een enorme voorraad aan munitie uit de Tweede Wereldoorlog teruggevonden zijn onder een valse bodem.
Min of meer rechthoekige betonnen militaire constructie van grosso modo 23 op 12 meter, met iets smaller noordoostelijke gedeelte. Het beton is gegoten tegen een houten bekisting. Het dak is minimum twee meter dik en bevat ijzers aan de dakrand voor de bevestiging van camouflage (vals dak).
Op het gelijkvloerse niveau, in de zuidoostelijke hoek (onder de betonnen koepel) zitten drie openingen, die naar buiten toe verbreden, net zoals in de betonnen koepel zelf. In de noordoostelijke hoek zit nog een bijkomende schietopening.
Doorheen, in de lengte van de bunker loopt een gang, die de bunker in twee verdeelt, met aan de twee uiteinden van de gang telkens een chicane-vormige toegang, die beiden beschermd worden door het iets breder westelijke deel van de bunker. Het oostelijke deel bestaat uit drie ruimtes. Aan de zijkanten zitten telkens twee grote openingen, die naar buiten toe verbreden. Bij enkele openingen zijn betonnen luiken, bevestigd aan ijzers, bewaard gebleven.
De betonnen koepel op het dak van de bunker kan bereikt worden via klimijzers aan de oostelijke zijde. Deze koepel bevat een toegang aan oostelijke zijde en drie openingen aan westelijke zijde, die vermoedelijk dienden voor observatie. Het dak van deze koepel verhoogt naar het oosten toe. Hierop stonden oorspronkelijk twee schouwtjes, waarvan er één ter plaatse is gebleven.
De bakstenen restanten dateren vermoedelijk uit de Tweede Wereldoorlog.
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2014: Duitse regimentscommandopost [online], https://id.erfgoed.net/teksten/164589 (geraadpleegd op ).