In 1909 ontwierp architect Adolphe Van Coppernolle deze burgerwoning voor A. Vaerewijck. Voor de bouw van de woning werd een bestaand laag magazijn afgebroken. Van Coppernolle koos voor de beaux-artsstijl, een bouwstijl waarop hij zich rond 1910 een paar jaar heeft geconcentreerd. Ook de naastgelegen woning (10) tekende hij in eenzelfde stijl.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning een laag souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De lijstgevel heeft een verzorgd parement uit natuursteen op een hardstenen plint; de opstand verspringt naar boven toe van drie naar twee traveeën. Begane grond met schijnvoegen, een rechthoekige voordeur en dito vensters. De nadruk ligt op de bel-etage, gekenmerkt door een gevelbrede bow-window met vierlicht en bekronende balustrade voor de deurvensters van de tweede verdieping, bekroond met entablement. Typisch voor de beaux-artsstijl is het decor van guirlandes en chutes met strik ontleend aan de Lodewijk XVI-stijl. Het gevernist houten schrijnwerk van de deur en de vensters op de begane grond is bewaard.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, namelijk een enkelhuisindeling met aan de rechterzijde de gang met trappenhuis. Op de begane grond de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda, geflankeerd door de vestibule, het trappenhuis en de office. Achteraan, naast de koer, keuken en washuis. De eerste verdieping biedt ruimte aan drie slaapkamers.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 1909 # 683.
- S.N. 2013: Herwaarderingsplan Zurenborg, deel II: Inventaris, 37.