"Kasteel van Binderveld" of "Waterkasteel", gelegen even buiten het dorp, op een met grachten omringd domein.
Het kasteel van Binderveld was de zetel van een leen van de graven van Loon, dat reeds vermeld werd in de 12de eeuw en achtereenvolgens in het bezit was van de graven van Montenaken, de families van Hamal, van Grevenbroek, de Copis en Le Roy. Jeroen de Copis, heer van Binderveld van 1635 tot 1653 bouwde het verwaarloosd kasteel een eerste maal weer op.
Het werd nog herhaalde malen verwoest - vlak na de heropbouw door Kroatische huurlingen onder Jan van Weert; in 1637 door Hollandse troepen; in 1654 ingenomen door soldaten van de hertog van Lotharingen - en in 1728 door brand geteisterd. Joseph Le Roy, baron van Binderveld (1722-1766) en zijn echtgenote Johanne Isabelle Clara de Coloma, weduwe van Jeroen Diederik de Copis lieten het weer opbouwen. De jaarsteen 1729 met wapen Le Roy-Coloma boven de deur herinnert er aan. Het werd nadien vererfd door de familie Arazola de Onate en de Succa. In 1826 werd Binderveld gekocht door de familie Schrijmakers-Lijnen, die later in het poortgebouw een jaarsteen plaatste: 'J. Schrijnmakers anno 1865'. Vanaf 1903 meermaals verkocht en circa 2015 grondig gerenoveerd.
Een kadasterplan van 1845 toont het kasteel als een semi-gesloten complex; hiervan is thans alleen het woonhuis en de poorttoren bewaard. Deze gebouwen klimmen in kern op tot de bouwcampagne van Hieronymus de Copis, doch het huidige uitzicht is het resultaat van de wederopbouw door bron Le Roy (datering 1729 in een gevelsteen boven de woonhuisdeur).
Rechthoekige poorttoren; witgekalkt, bakstenen gebouw, afgedekt met een tentdak (leien), bekroond met een klokvormige spits; afgewolfd dakvenster; uitstekende dakranden op uitgesneden modillon; bedaking gebruikt als duifhuis. De begroeiing met klimop maakt een nauwkeurig onderzoek van het gebouw onmogelijk. Rechthoekige poort onder houten latei. De oorspronkelijke ophaalbrug werd door de familie Schrijnmakers vervangen door een vaste, bakstenen brug.
Naast de poorttoren bleef ook het woonhuis bewaard: alleenstaand herenhuis (dubbelhuistype); van drie traveeën en twee bouwlagen onder afgewolfd zadeldak (leien) met twee dakkapellen, mogelijk in kern opklimmend tot de eerste helft van de 17de eeuw, doch na brand hersteld in 1729 (gevelsteen met wapenschild van Le Roy en De Coloma boven de deur). Verankerd bak- en zandstenen gebouw op een verhoogde begane grond; recente breukstenen plint; de oorspronkelijke, bakstenen sokkel reikt tot de onderdorpels der benedenvensters en is afgeschuind. Gecementeerde, zandstenen speklagen ter hoogte van de dorpels der voormalige kruiskozijnen in een zandstenen omlijsting (gecementeerd) met negblokken en geprofileerd beloop; bakstenen ontlastingsboog van een rollaag met erboven een tweede, mijtervormige ontlastingsboog van een rollaag en een platte laag. Getoogde deur (tweede helft van de 18de eeuw) in een vlakke, kalkstenen omlijsting op neuten, voorzien van een licht uitstekende sluitsteen; radvenstertje in een gecementeerde omlijsting als bovenlicht; brede, kalkstenen trap.
Gelijkaardige achtergevel, afgelijnd met hoekstenen, doch zonder deur; het bodemniveau is hier veel lager, zodat er een hoog souterrain ontstaat, voorzien van enkele smalle, bakstenen lichtgleuven. De rechter zijgevel is voorzien van muurbanden en van drie vensters, zoals hoger beschreven; de linker zijgevel werd grondig aangepast.
Haakse aanhorigheid uit de 19de eeuw; baksteenbouw onder zadeldak (Vlaamse pannen).
De afwezigheid van park en tuin wordt verklaard door het feit dat het heerlijk goed, dat mooie tuinen bezat in de 18de eeuw, nooit tot een landgoed evolueerde, omdat het minstens reeds van in het begin van de 19de eeuw uitsluitend als boerderij werd uitgebaat. Dit staat in contrast met de talrijke voorbeelden van welvarende hoeven waarvan het herenhuis in de loop van de 19de eeuw kasteelallures ontwikkelde met een parkaangeleg in landschappelijke stijl.
Remacle Leloup tekende Binderveld en zijn tuinen voor de uitgave van Les délices du Païs de Liège in 1743, waarin ze als gravure verscheen. Er wordt een uitgebreide en gedetailleerde beschrijving aan gewijd. Men verneemt dat het landschap er aangenaam is en gevarieerd en dat de uitgestrekte weiden zijn beschaduwd door hoge bomenlanen waarvan er één naar het kasteel leidt. Het goed heeft twee binnenkoeren, een portierswoning, een brouwerij, enkele dienstgebouwen, twee boomgaarden en aan het einde van een sparrenlaantje ook een castrale kapel.
In de boomgaard bevindt zich de toegang tot de omgrachte, vierkante tuin die omhaagd is en in vier perken verdeeld. Langs de vier zijden loopt tussen de hagen en de met wingerd begroeide lovergang een laan met vier hoekprieeeltjes van haagbeuk. De tekening van Leloup illustreert de bomenrijke site. Tussen de schuur ten oosten en het huis van plaisantie ten westen ligt de pachterswoning die het erf verdeelt in een neerhof en een opperhof, toegankelijk via een poortgebouw met een hoge lantaarn als ¬bekroning. De tekening laat vermoeden dat er een ophaalbrug is, wat de tekst bevestigt. Tussen de ronde gracht en de gebouwen ligt een halfronde tuin, begrensd door een hoge haag aan de grachtkant en een gekanteelde muur met een houten poort naar elk erf. Die van het opperhof wordt begeleid door hagen. Achter de haag bij de gracht steekt het koepelvormig dak van een tuinprieeltje uit. Trappen gebouwd in een ophoging bij een zijdeur maken de tuin ook vanuit het pachtershuis toegankelijk.
Ten oosten, achter de kapel en buiten de gracht, ligt een tweede tuin toegankelijk via een poorthek tussen pijlers en een brede laan naast de parterretuin. De eerste is in twee grote driehoeken verdeeld, de tweede is een vierkante tuin met snoeivormen aan de zuidkant, een paviljoentje in de noordwestelijke hoek en elkaar kruisende paden met vertikale accenten op de kruising. De dijk tussen de omgrachting en de kasteelgracht is beboomd en tegen de zuidelijke zijgevel van het huis groeit leifruit naast de kelderdeur.
Op de kaart van Ferraris herkent men in grote lijnen deze beschrijving, al ontbreekt de overtuin achter de kapel. Philippe de Corswarem (1759-1839) zag begin 19de eeuw het huis van plaisantie vanuit het noorden. Het huis was toen ongewijzigd, het poortgebouw met flankerende bijgebouwtjes was bereikbaar via een vaste brug over de gracht en ten westen lag een eilandtuin. Het was een klassieke parterretuin met snoeivormen in de hoeken, toegankelijk via een houten poortje tussen pijlers met bolbekroning en met een haag op de scheiding tussen de tuin en de dijk. Het aantal bomen is sterk verminderd. Op het ogenblik van de tekening was, volgens de Corswarems nota, Binderveld verworven door “de heer Lijnen die een juffrouw Schrijnmakers huwde”.
Het Primitief kadasterplan van 1824 door J.A. Lecluijse bevestigt dat de schuur en het pachtershuis uit de 18de eeuw verdwenen zijn, maar tegenover het poortgebouw kwam er een vleugel bij en een arm van de binnenste kasteelgracht (vijver, perceel nr. 168) tussen kasteel (perceel nr. 172) en omhaagde tuin (perceel nr. 170) werd gedempt. Binnen de grachten lag nog weide (perceel nr. 176), boomgaard (perceel nr. 175) en bouwland (perceel nr. 171). Volgens de kadastrale legger was weduwe Jozef Antoon Deschrijnmaker de eigenaar, wiens dochter vermoedelijk de door de Corswarem vermelde mevrouw Lijnen is. Op de kaart van de Dépôt de la guerre (opname 1871, uitgave 1877) ligt ten zuiden van de ongewijzigde grachten en gebouwen de vierkante tuin met hoekpaviljoenen, maar van een park is geen spoor.
Een foto van het einde van de jaren 1970 toont de grachtarm, het poortgebouw en het huis, nog herkenbaar van de tekening van Remacle Leloup en van Philippe de Corswarem.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2017: Kasteel van Binderveld [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195241 (geraadpleegd op ).
"Kasteel van Binderveld" of "Waterkasteel", gelegen even buiten het dorp, op een gedeeltelijk met grachten omringd domein. Reeds vermeld in de 12de eeuw. Hiëronymus van Copis, heer van Binderveld (1635-1653) laat het bouwvallig geworden kasteel volledig herbouwen. Onmiddellijk hierna, verwoesting door Kroatische huurlingen onder Jan van Weert; in 1637 nieuwe verwoesting door Hollandse troepen; in 1654 ingenomen door soldaten van de hertog van Lotharingen. In 1728 brandt het kasteel door een ongeluk volledig uit; baron J.B.C. Le Roy, heer van Binderveld (1722-1766) liet het heropbouwen. L.L.J. de Succa verkocht het kasteel met kapel en gronden aan het echtpaar Schrijnmakers-Lijnen in 1826; sinds 1956 in het bezit van de familie Ballet.
Een kadasterplan van 1845 toont het kasteel als een semi-gesloten complex; hiervan is thans alleen het woonhuis en de poorttoren bewaard. Deze gebouwen klimmen in kern op tot de bouwcampagne van Hieronymus de Copis, doch het huidige uitzicht is het resultaat van de wederopbouw door bron Le Roy (datering 1729 in een gevelsteen boven de woonhuisdeur).
Rechthoekige poorttoren; witgekalkt, bakstenen gebouw, afgedekt met een tentdak (leien), bekroond met een klokvormige spits; afgewolfd dakvenster; uitstekende dakranden op uitgesneden modillon; bedaking gebruikt als duifhuis. De begroeiing met klimop maakt een nauwkeurig onderzoek van het gebouw onmogelijk. Rechthoekige poort onder houten latei. De oorspronkelijke ophaalbrug werd door de familie Schrijnmakers vervangen door een vaste, bakstenen brug, zie gevelsteen: J. SCHRIJNMAKERS ANNO 1865.
Naast de poorttoren bleef ook het woonhuis bewaard: alleenstaand herenhuis (dubbelhuistype); van drie traveeën en twee bouwlagen onder afgewolfd zadeldak (leien) met twee dakkapellen, mogelijk in kern opklimmend tot de eerste helft van de 17de eeuw, doch na brand hersteld in 1729 (gevelsteen met wapenschild van Le Roy en De Coloma boven de deur). Verankerd bak- en zandstenen gebouw op een verhoogde begane grond; recente breukstenen plint; de oorspronkelijke, bakstenen sokkel reikt tot de onderdorpels der benedenvensters en is afgeschuind. Gecementeerde, zandstenen speklagen ter hoogte van de dorpels der voormalige kruiskozijnen in een zandstenen omlijsting (gecementeerd) met negblokken en geprofileerd beloop; bakstenen ontlastingsboog van een rollaag met erboven een tweede, mijtervormige ontlastingsboog van een rollaag en een platte laag. Getoogde deur (tweede helft van de 18de eeuw) in een vlakke, kalkstenen omlijsting op neuten, voorzien van een licht uitstekende sluitsteen; radvenstertje in een gecementeerde omlijsting als bovenlicht; brede, kalkstenen trap.
Gelijkaardige achtergevel, afgelijnd met hoekstenen, doch zonder deur; het bodemniveau is hier veel lager, zodat er een hoog souterrain ontstaat, voorzien van enkele smalle, bakstenen lichtgleuven. De rechter zijgevel is voorzien van muurbanden en van drie vensters, zoals hoger beschreven; de linker zijgevel werd grondig aangepast.
Haakse aanhorigheid uit de 19de eeuw; baksteenbouw onder zadeldak (Vlaamse pannen).
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n2 (He-Z), Brussel - Gent.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1981: Kasteel van Binderveld [online], https://id.erfgoed.net/teksten/22615 (geraadpleegd op ).