Betonnen pantserfort in de buitenste fortengordel rond Antwerpen, van het type met samengevoegde caponnières, gebouwd in de periode 1906-1914 en omgevormd tot infanteriesteunpunt in 1939. In die periode werd de buitenste fortengordel met 25 forten en schansen uitgebreid, waaronder het fort van Liezele. Tot de bouw van het fort werd al in 1906 beslist, maar de werken begonnen pas in 1908. Kenmerkend voor pantserforten uit de periode 1906-1914 was dat ze volledig in ongewapend beton waren opgetrokken én met geschutkoepels waren uitgerust. In het fort van Liezele stonden oorspronkelijk 8 kanonnen opgesteld onder 7 geschutkoepels. Zij waren beschermd door gepantserde draaikoepels. Het zwaarste kanon was een 15cm kanon dat tot 7,4 km ver kon schieten.
In de positionering van de fortgebouwen op het forteiland herkennen we een fort van het type samengevoegde caponnières van tweede orde (=minder sterk bewapend). Dit type grondplan komt het meest voor in de buitenste fortengordel, ook in de forten van Breendonk, Broechem, Ertbrand en Haasdonk. Typisch voor dit type grondplan is de positionering van de hoofdcaponnières op de hoekpunten van het forteiland langs de aanvalszijde. Een caponnière is een gebouw waarin kanonnen voor de grachtverdediging staan opgesteld. Mochten infanteristen een aanval op het fort wagen, dan schoten de kanonnen op de hoekpunten van het forteiland in actie. Zij zorgden voor de verdediging op korte afstand, van nabij dus. Elk fort in de vesting Antwerpen was in staat om aanvallen op verschillende afstanden van het fort af te slaan. Voor de verre afstandsverdediging dienden de zwaarste kanonnen en houwitsers op het hoofdfront, met centraal de geschutkoepel voor de zwaarste kanonnen (15cm). Op de twee achterste hoekpunten stonden onder twee pantserkoepels de lichtste kanonnen opgesteld. En de kanonnen in de traditorebatterij aan de ingang van het fort namen de intervals tussen de forten in het vizier. In dit geval verdedigde het fort van Liezele de ruimte tot aan de schans van Puurs en het fort van Bornem (west) en de ruimte tot het fort van Breendonk (oost).
Andere gebouwen op het forteiland waren het keelfrontgebouw, de gang met kamers, het hoofdfrontgebouw en de galerijen naar de geschutkoepels. Een aarden dek bovenop en tegen de gebouwen beschermden de betonnen constructies tegen het impact van inslaande projectielen. Twee binnenplaatsen brachten licht en lucht in de verblijfsgebouwen. De 2,5m dikke betonnen gewelven van de fortgebouwen waren bestand tegen 27cm kalibers. De muren aan de aanvalszijde gingen zelfs tot 4m dikte. Enkel aan de bevriende zijde hadden de gevels raamopeningen. In geval van een aanval konden ze met stalen balken worden afgesloten.
Rond het forteiland lag een 45m brede vestinggracht, die aan de aanvalszijde door een lichte helling (buitenglacis) werd voorafgegaan. Daar lag ook de bedekte weg met borstwering van waaruit infanteristen met mitrailleurs een bestorming konden afslaan.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef het fort van Liezele buiten schot. Het garnizoen van 50 man dat het fort in vredestijd bemande, werd in 1914 op 300 man gebracht, wat eigenlijk nog altijd niet op volle getalsterkte was. Zodra de oorlog op 4 augustus uitbrak, werd de omgeving rond het fort in gereedheid gebracht. Het dorp werd ontruimd en de huizen en vegetatie binnen het schootsveld werden platgebrand. Uiteindelijk tevergeefs, want de gevechtsoperaties van eind september-begin oktober 1914 speelden zich ten oosten van het fort af, in de zuidoostelijke sector van de vesting Antwerpen . Op 10 oktober 1914 capituleerde de vesting Antwerpen. Diezelfde dag leverde de fortcommandant Fiévez het fort ongeschonden over aan de Duitse troepen. Het fort heeft dus geen oorlogsschade opgelopen. Wel werd het wapentuig ontmanteld en in 1917 verwijderden de Duitse militairen ook de pantserkoepels. Het verklaart in elk geval de goede staat waarin het zich nog altijd bevindt.
Ook na de oorlog bleef het fort nog in militair gebruik, hoewel in 1914 bleek dat de forten geen afdoende bescherming meer boden tegen de nieuwe wapens en meer bepaald de zware artillerie die met meer dan 30en 42cm kalibers schoten. De bestemming van het fort veranderde dus wel. Tussen 1920 en 1924 gebruikten de militairen het fort van Liezele als kazerne voor de veldartillerie. In de jaren 1930 vormde de overheid de forten tot infanteriesteunpunten om. Voor het fort van Liezele zou dat in 1939 zijn gebeurd. Bij die gelegenheid maakte men de openingen van de in 1917 verwijderde pantserkoepels met beton dicht voor de plaatsing van mitrailleurs. In de fortgebouwen kwamen er gasdichte lokalen om de manschappen tegen gasaanvallen te beschermen. Ook tijdens de Duitse invasie in 1940 speelde het fort geen rol van betekenis, hoewel het Belgische leger het fort in januari 1940 nog als Groot Hoofdkwartier had ingericht. Op 16 mei verlieten de bevelhebbers het fort, terwijl een divisie de aftocht over de Schelde gedurende twee dagen dekte. De Duitse bezetter nam het fort van Liezele als voedseldepot in gebruik en legde er smalsporen in om het transport te vergemakkelijken. Vanaf 1944 vestigden de Britten er een gevangenekamp en nadien een opslagplaats voor gerecupereerde Duitse munitie.
In 1979 kocht de gemeente Puurs het fort aan. De vzw Fort Liezele richtte het als museum in. Erfgoedwaarden en natuurwaarden zijn er beschermd, door de bescherming als landschap (1980), monument (1995) en daarna als Europese habitatrichtlijngebied voor vleermuizen. Sindsdien zijn stukken van het fort gereconstrueerd of gerestaureerd, waaronder de rolbrug in 1993, de keuken, de teruggeplaatste observatieklok. Een deel van het fort werd herschilderd, waarbij in de gangen nieuwe opschriften naar oud model verschenen. Het fort is als ensemble zeer goed bewaard. Alle onderdelen zijn intact: buitenglacis, vestinggracht, het opvallende reliëf met aarden dekken, de binnenplaatsen en de fortgebouwen. In 1990 gebruikte men het fort als filmlocatie voor o.a. de ‘Hel van Tanger’.
Auteurs: Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verboven H. 2019: Fort van Liezele [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313326 (geraadpleegd op ).
Behorend tot de buitenste fortengordel, de zogenaamde Hoofdweerstandstelling rond Antwerpen, de bouw van het fort, gestart in 1908, was nog niet volledig voltooid bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Na de Tweede Wereldoorlog verloor het Fort van Liezele zijn militaire functie; omwille van de natuurwetenschappelijke waarde door de rijke flora met onder meer de aanwezigheid van zeldzame planten, werd het fort met zijn omgeving beschermd als landschap met klein dierenpark en vleermuizenreservaat (noordoostvleugel).
Omgracht, grotendeels met aarde en begroeiing gecamoufleerd, fort opgetrokken in ongewapend beton met oorspronkelijk hoofdbewapening in koepels. Trapezoïdaal grondplan met ten zuiden hoofdfront, ten noorden keelfront en twee zijfronten rondom twee binnenplaatsen, omgeven door gracht, bedekte weg en glooiend glacis. Grachtbescherming door twee gekazemateerde schouderhoekcaponnières. Bovenbouw met infanterievuurkam en koepels.
Toegang via traditorebatterij geflankeerd door de keelkazernevleugels en via een centrale gang verbonden met het hoofdfrontgebouw. Rolbrug gerestaureerd in maart 1993 (zie opschrift). Links van de ingang: huldeplaat aan kapitein-commandant A.J. Fivez, bevelhebber van het fort in 1914.
Bron: DE SADELEER S., KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. 1995: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Puurs, Klein-Brabant, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. 1995: Fort van Liezele [online], https://id.erfgoed.net/teksten/2283 (geraadpleegd op ).