De huidige kerk is een vervanging van de oorspronkelijke, romaanse kerk van circa 1135; het huidige koor dateert van 1379. Met de bouw van de nieuwe kerk werd aangevangen in 1444 (middenbeuk, transept en zijbeuken), onder leiding van Jan Maes uit Diest, in 1445-1450 opgevolgd door Jan Leyden (of Leyen) uit Werchter; in 1452 zijn middenbeuk, transept en zuidelijke zijbeuk voltooid, van 1453 tot 1454 wordt de noordelijke zijbeuk afgewerkt, het Onze-Lieve-Vrouwekoor wordt voltooid samen met de doopkapel die aanleunt tegen de romaanse toren. Al deze delen zijn opgetrokken in Demergotiek (ijzerzandsteenconstructie). In 1478 wordt de romaanse toren vervangen door een nieuwe, gotische toren in baksteenbouw, onder leiding van Hendrik Maes. In 1841 sloping der zijbeuken en transept; de bovenlichten worden gedicht. Van 1841 tot 1844, bouw der nieuwe, neogotische zijbeuken onder leiding van architect L. Jaminé; midden- en zijbeuken nu onder een dak. In 1850 wordt het kerkhof verplaatst. In 1899 worden de deur- en vensterharnassen der toren vernieuwd: de ramen der zijbeuken worden verkleind, de zijbeuken zelf worden onder lessenaarsdaken gebracht en de middenbeuk wordt voorzien van een rij dakvensters; bouw van het portaal en de sacristieën; deze werken zijn voltooid in 1903.
De plattegrond beschrijft een vierkante westtoren (thans ingebouwd), een driebeukig schip van vier traveeën, zuidportaal, een koor van twee rechte traveeën met driezijdige sluiting, geflankeerd door twee zijkapellen, en een zuidelijke sacristie.
Vierkante, bakstenen westtoren (Kempische gotiek) van zes geledingen op een hoge plint, afgewerkt met ijzerzandsteen (onder meer de sokkel) en zandsteen; haaks op elkaar gestelde steunberen met zes versnijdingen; octogonaal traptorentje op de zuidoosthoek; de geledingen zijn gescheiden door middel van zandstenen waterlijsten; de steunberen zijn voorzien van op regelmatige afstanden geplaatste, zandstenen hoekstenen; gelijkaardig motief aan het traptorentje. IJzerzandstenen rondboogportaal in een geprofileerde omlijsting; geprofileerd, zandstenen spitsboogvenster met negblokken in de tweede geleding; kleine, met zandstenen negblokken verrijkte venstertjes op alle zijden der derde en vierde geleding; twee spitsboogvormige galmgaten met zandstenen negblokken in elke wand van de klokkenverdieping. Ingesnoerde naaldspits (leien).
Schip met pseudo-basilicale opstand. Van het gotisch, ijzerzandstenen middenschip is aan de buitenzijde vrijwel niets zichtbaar; eind 19de eeuw, ijzerzandstenen dakvensters; zadeldak (leien). Neogotische zijbeuken van baksteen onder lessenaarsdaken; arduinen plint; steunberen en geprofileerde bakstenen spitsboogvensters. Neogotisch zuidportaal.
Gotisch koor van ijzerzandsteen op afgeschuinde sokkel geritmeerd door steunberen met drie versnijdingen en geprofileerde, ijzerzandstenen spitsboogvensters, respectievelijk twee- en drielichtvensters, laatstgenoemde in het oosten. Lager leien zadeldak, driezijdig afgesnuit ten oosten.
Interieur: overwelving der toren door middel van een bakstenen kruisribgewelf. Schip met basilicale opstand; de oude gedeelten zijn volledig van ijzerzandsteen. Geprofileerde spitsboogarcade met tenietlopend profiel op zuilen met octogonale sokkel, kenmerkend voor de zogenaamde Demergotiek. Houten spitstongewelf met houten kruin- en zijribben en gordelbogen op versierde zandstenen kraagstenen boven de middenbeuk; gelijkaardige overwelving met steekkappen over zijbeuken en rechte koortraveeën; houten straalgewelf boven de koorsluiting; geprofileerde, spitsboogvormige triomfboog.
Mobilair: Prachtig, laatgotisch doksaal van zandsteen op kalkstenen pijlers (1520-1530); barokke Piëta, lindehout (17de eeuw).
Drie neogotische altaren. Neogotische, zandstenen preekstoel; vier biechtstoelen, eik (1862). Romaanse doopvont van kalksteen (12de eeuw).
BROEDER MAX, Tessenderlo vroeger en nu,, pagina 38, 87, 163, 354, 414.
DE DIJN C.G., Monumentenroutes 1975 (Kunst en Oudheden in Limburg), Hasselt, 1975, pagina 44.
GEUKENS D., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, Provincie Limburg, Kanton Beringen, Brussel, 1977, pagina 40.
STEPPE J.K., Het doksaal in de Nederlanden , Brussel, 1952, pagina 120-121.
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n2 (He-Z), Brussel - Gent. Auteurs: Schlusmans, Frieda Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)