De Oude Molen in Tessenderlo is een korenmolen, teruggaand tot de 17de eeuw met 18de-eeuwse aanpassingen, van het type houten staak- of standaardmolen met gesloten voet. Ten noorden van de molen bevindt zich de molenaarswoning met diverse bijgebouwen, met een oude inplanting, in zijn huidige voorkomen opklimmend tot het begin van de 20ste eeuw.
Zoals de naam zegt is deze molen de oudste windmolen in Tessenderlo. De eerste vermelding dateert uit 1301 toen de molen toebehoorde aan de heer van Tessenderlo, de graaf van Loon. In 1336 schonk de laatste graaf van Loon, de molen aan de abdij van Averbode. Rond 1400 was de molen niet langer eigendom van de abdij.
Na een periode van jarenlang verval, volgde in 1590 een grondig herstel door molenmaker Jan Wouters. Op 17 maart 1606 werd de molen door een hevige storm vernield. In 1607 werd geschreven dat de molen "opden berch liggende is, tot groot achterdeel ende ongerieff der gemeynte". De heroprichting gebeurde pas twee jaar later.
Grote herstellingswerken werden uitgevoerd in 1728 (vernieuwing standaard, jaartal nog aanwezig). Het staakijzer en de spil zijn waarschijnlijk van 1751. In 1882 werd een stoommachine geplaatst in de molen.
De achterin gelegen molenaarswoning met diverse bijgebouwen vervangt historische bebouwing op dezelfde locatie, maar klimt in huidige vorm op tot de vroege 20ste eeuw. In 1934 werd de halfopen voet van de molen door de laatste molenaar Emiel Luyten omgevormd tot een gesloten voet. De molen werd toen "Molen Luyten" genoemd. Hij moderniseerde de molen door toevoeging van een haverpletter, een elevator en Van Bussel stroomlijnwieken (jaren 1950). De stroomlijnwieken werden later vervangen door windplanken. Om het behoud van de molen verder te waarborgen, verkocht zijn zoon in 1981 de molen met omliggende gronden aan de gemeente. In 1990 gaf de gemeente de molen in concessie aan de vzw Molenvrienden die een restauratie opstartte: de molen werd uitgerust met een nieuwe binnenroede, een nieuwe beplanking van de zijwanden en een nieuwe bedekking van de kap (eternit). De windzijde werd eerst verticaal met grenen planken bedekt en vervolgens horizontaal met een gepotdekselde beplanking. In 1991 werd de molen ingehuldigd. Het beheer kwam in handen van de vzw Molenvrienden. De jaren daarop volgden verschillende kleine onderhoudswerken. In 2011 kreeg de molen een nieuwe eiken buitentrap, vervaardigd door de leerlingen van de houtafdeling van het Technisch Heilig Hartinstituut van Tessenderlo.
De Oude Molen is een houten standaardmolen met gesloten bakstenen voet onder een piramidevormig dak (gepotdekselde beplanking), gelegen op een met haag omringde belt. De voet is toegankelijk via vier houten deuren met beslag. De geschilderde molenkast heeft aan windzijde en aan de zijwanden een horizontale gepotsdekselde beplanking. De windzijde is bovenaan uitgewerkt met klossen, met in het midden de klos van de borstnaald, en onderaan met baard. De staartzijde met een verticale beplanking is voorzien van de inkom met balkon en daarboven het korenluik. Het balkon heeft een portaaltje vanwaar een elevator vertrekt. De typisch Kempische molenkap met schuitvorm heeft een dakoverstek aan staartzijde, fungerend als luikap. Het wiekenkruis heeft een gietijzeren askop, die van een bijzonder en ander type zou zijn (hulsvorm) dan bij de meeste andere molens, en is uitgerust met geklinknagelde roeden, een binnenroede van 1991 (Weerten Scheepsbouw) en een buitenroede uit de jaren 1950 (Verhaeghe, Ruddervoorde). De staartconstructie bevat een staart met een trap met dubbele leuning die eindigt op het balkon. Het kruiwerk gebeurt door middel van een kruihaspel met ketting en kruipalen.
De molen is een tweezolder met bewaarde maalinrichting voorzien van een blokvang, twee koppels maalstenen (kunststeen en blauwe hardsteen) en een regulator. De molen bevat veel inscripties waaronder een gedicht. Een haverpletter is nog aanwezig.
Ten noorden van de molen bevindt zich de molenaarswoning met diverse bijgebouwen, met een oude inplanting, in zijn huidige voorkomen opklimmend tot het begin van de 20ste eeuw, met latere aanpassingen. Het geheel, bestaande uit een volume van twee traveeën en twee bouwlagen met een aanpalend volume van twee traveeën en één bouwlaag, onder zadeldaken (zwarte mechanische pannen), uitgewerkt met een bakstenen parement, gaat terug op de molenaarswoning. In de haakse aanbouw achteraan bevindt zich een recent gerestaureerde bakoven. Het gebouwtje achteraan en evenwijdig aan de woning was een varkensstal. Het aanpalend langgestrekt bakstenen volume van anderhalve bouwlaag onder zadeldak (rode mechanische pannen) met centraal een laadluik was mogelijk een maalderij. De overige vrijstaande bakstenen bijgebouwen waren stallen waaronder een witgeschilderd gebouwtje onder pannen zadeldak met afhang (schapenstal). De verschillende gebouwen worden nu verhuurd aan diverse verenigingen zoals ontmoetingsruimte De Snor, de zolder met het atelier van de Kunstkring, het lokaal van de fotoclub en de lokalen van het Vlaamse Kruis.
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Sadeleer S. 2020: Site Oude Molen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/360799 (geraadpleegd op ).
Gesloten staakmolen uit 1606 van het Kempische type.
De Oude Molen op de berg is de oudste windmolen in Tessenderlo, de eerste vermelding dateert uit 1301 toen de molen toebehoorde aan de heer van Tessenderlo, de graaf van Loon. In 1336 schonk Lodewijk IV, de laatste graaf van Loon, de molen aan de abdij van Averbode. Circa 1400 was de molen niet langer eigendom van de abdij aangezien vanaf dat moment andere eigenaars opduiken. Tijdens de godsdiensttroebelen eind 16de eeuw werd de molenaar herhaaldelijk afgeperst en bestolen. De molen raakte in verval en begaf het tijdens een storm op 17 maart 1606. Pas enkele jaren later werd de molen heropgericht.
De huidige molen werd vernieuwd in 1728 volgens een inscriptie op de standaard, staakijzer en spil zijn naar verluidt gedateerd 1751.
In 1934 werd de molen tegendraads (horizontaal) afgeplankt en werd de voet dichtgemaakt waardoor de molen van een open naar een gesloten standaardmolen evolueerde.
In 1980 werd - om het behoud te waarborgen - de molen aangekocht door de gemeente Tessenderlo, die de molen in 1990 in concessie gaf aan de vzw Molenvrienden en deze restaureerde.
Kortgerokte gesloten staakmolen met ronde borst met klokvormige onderrand, de kap en de wegen zijn bekleed met horizontale beplanking genageld bovenop de oorspronkelijke verticale beplanking. Het geheel is geschilderd (lijnolie en zinkwit).
De constructie bestaat uit diagonaal geschikte steekbanden tussen de verticale stijlen (schuine stijlen onder niveau middenlijsten). De steenlijst wordt gesloten met twee moerstijlen (ieder uiteinde) en de daklijsten en middenlijsten zijn versterkt. Onder de brasem werd een tafel aangebracht die het kruien bemoeilijkt.
Het roerend werk van deze korenmolen bevat onder andere twee steenkoppels in kunststeen, een galg, een haverpletter, een elevator, een regulator, kammen in essenhout en een blokvang. Verder is er kruiwerk met haspel aanwezig en heeft de molen een tweedelige staart. De roeden bestaan uit aaneengeklonken stalen platen (patent Verhaeghe-Ruddervoorde) en zijn voorzien van windplanken.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2014: Site Oude Molen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/186894 (geraadpleegd op ).
Intact bewaarde, houten standaardmolen, opgericht in 1845.
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n2 (He-Z), Brussel - Gent.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1981: Site Oude Molen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/23180 (geraadpleegd op ).