De Kazandmolen, gelegen in de nabijheid van het kanaal Roeselare-Leie en de spoorlijn Kortrijk-Brugge, is een stenen bovenkruier die deels als stellingmolen en deels als bergmolen is geconcipieerd. Momenteel fungeert de windmolen als korenmolen maar initieel had de molen de dubbele functie van olie- en korenmolen.
De Kazandmolen is de laatste van de dertien molens die Rumbeke ooit telde. In oorsprong gaat de molen terug tot het laatste kwart van de 18de eeuw. In mei 1773 verkreeg Jacob Emmanuel Matthys van de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia een octrooi voor de oprichting van een houten oliewindmolen. Nadat een brand in maart 1810 de molen en het molenhuis volledig vernielde, werd in 1813 een nieuwe stenen windmolen gebouwd. Behalve als olieslagmolen (met drie kollergangen) deed de molen voortaan ook dienst als korenmolen. Een openbare verkoping in 1849 omschreef de Kazandmolen als “een koorn- en oliewindmolen in steen, met schoon galerijen”, wat wijst op een stellingmolen.
In 1872 werd bij de Kazandmolen een hoge schoorsteen gebouwd voor de plaatsing van een stoommachine van 8 pk. Deze mechanische krachtbron moest windmolenaar-eigenaar Henri Dumoulin in de gelegenheid stellen om ook bij windstilte olie te slaan en graan te malen. De uitrusting van de oliemolen bestond omtrent die tijd uit twee koppels pletstenen, drie persladen (of slagbanken) en drie fornuizen, terwijl de korenmolen voorzien was van een cilindermolen, twee koppels maalstenen voor bloem en een kleiner koppel maalstenen voor boekweit. Een eigenaarswissel in 1876 leidde reeds in 1877 tot het verwijderen van het stoomtoestel en de afbraak van de schoorsteen.
In 1928 werd de Kazandmolen van de sloop gered door de bouwmaatschappij Eigen Heerd, die de molen tussen 1928 en 1933 liet herstellen. Daarbij werd de molen door molenmaker Jules Lievens-Standaert (1896-?) onder meer van een nieuwe kapbedekking met eiken schaliën voorzien.
In 1934 bouwde Michel Joye, die de Kazandmolen uitbaatte, bij de molen een mechanische hulpmaalderij met een koppel stenen en een havercilinder. Een benzinemotor leverde de vereiste drijfkracht. Nauwelijks twee jaar later werd de windmolen volledig verdrongen door de mechanische maalderij die voortaan door een zwaardere dieselmotor werd aangedreven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de windmolen, nadat Michel Joye de molen in 1941 had aangekocht en in 1942 de roeden had verdekkerd, echter opnieuw in gebruik genomen. De productie in windmolens was nu eenmaal moeilijker te controleren dan in motormaalderijen. De gelijkvloerse verdieping werd eveneens in 1942 als mechanische maalderij met drie koppels maalstenen ingericht.
In 1954, tien jaar na de bescherming van de Kazandmolen als monument, brandde de molen volledig uit. In 1956-1957 werd de windmolen echter reeds volledig heropgebouwd. Voor het ontwerp tekenden Alfred Ronse en E.L. Dufour. De werken werden uitgevoerd door de Gistelse molenbouwer Charles Peel en zijn zonen Herman en Guido (Gistel) en door aannemer Rob Vandekerckhove uit Ingelmunster. Uit de Lindemolen in Alveringem werd een stalen koning, een sterwiel en een conisch aandrijfwiel gerecupereerd, en uit de Molen van Thijssen in Malden (Nederland) een gietijzeren molenas met een groot vangwiel en een blokvang. Deze molenas was in 1866 gegoten bij de ijzergieterij De Prins van Oranje in Den Haag. Bij deze wederopbouw werd de molenromp van de Kazandmolen een meter hoger opgemetseld. De molenwal aan de straatzijde werd weggegraven. In de plaats werd een ijzeren gaanderij voorzien met stellingonderdelen afkomstig van de Denysmolen in Wevelgem. Het gevlucht bestond voortaan uit uitgelengde geklinknagelde roeden van 26 meter lang. Aan de Mandellaan stond intussen sinds 1954 vóór de molen een nieuwe mechanische maalderij.
Tussen 1973 en 1979 werd het buitenmetselwerk van de molenromp in opdracht van Wilmar Joye gereinigd en opnieuw opgevoegd. De romp werd daarna niet meer witgeschilderd. Omdat het probleem van waterinsijpeling niet was opgelost, werd de molenromp in 1982-1983 naar een ontwerp van architect Paul Goethals gerestaureerd. Door het bouwbedrijf Verstraete uit Rumbeke werd de buitenschil van het baksteenmetselwerk vervangen.
In 2006-2007 werden aan de Kazandmolen, die intussen eigendom was geworden van de familie Sanders, opnieuw restauratiewerken uitgevoerd. Onder het toezicht van architecte Sabine Okkerse werden door aannemer Aquastra uit Wevelgem vooral reinigings- en -schilderwerken aan de romp uitgevoerd. Thomaes Molenbouw uit Beveren-Roeselare stond in voor een restauratie van het molenwerk. Deze werken betroffen onder meer het wegnemen van de staart en de roeden. De van 1957 daterende, te dunne staart uit oregon werd vervangen door een breder exemplaar in eikenhout met schoren in lariks en spruiten in bilinga. De roeden werden hersteld en voorzien van nieuw hekwerk. De vroegere verdekkering, die reeds in 2002 was verwijderd, werd vervangen door een verbusseling met automatische remkleppen. Voor de regenwaterafvoer werd een nieuwe koperen goot met afvoerbuis langs de staart voorzien. Het metalen Engels kruiwerk werd ontroest en geschilderd. De eikenhouten kapconstructie en de kapbedekking in koperen platen diende maar plaatselijk hersteld te worden. Bij deze windmaalvaardige restauratie werd ook geopteerd voor een operationeel behoud van het mechanisch aangedreven steenkoppel op de gelijkvloerse verdieping.
De van 1813 daterende Kazandmolen betreft een stenen bovenkruier die deels als stellingmolen en deels als bergmolen is geconcipieerd. De in rode bakstenen van 21x10x5 cm opgetrokken molenromp wordt doorbroken door deels boven elkaar gestelde steekboogvormige muuropeningen. Aan de stelling- of westzijde bevindt zich een rechthoekige poort onder betonnen latei met naam en jaartal. Een gebroken molenkap met rechte voorwand dekt de molenromp af. De kapbedekking bestaat uit roodkoperen platen. Links en rechts van de molenromp bevindt zich een uitbouw. Deze rechthoekige opslagruimten zijn overwelfd door middel van bakstenen troggewelven op I-profielen. In één van de uitbouwsels is tegen de kuip een ruimte uitgespaard voor een vliegwiel.
De Kazandmolen telt een ondergrondse oliekelder, een benedenverdieping en vijf zolders. De benedenverdieping, die tot 1905 als olieslagerij dienst deed, is ingericht als mechanische maalderij met één koppel maalstenen. Op de eerste verdieping, de meelzolder, drijft een ijzeren spoorwiel met houten kammen een ijzeren kamwiel aan dat de loper van de maalgang op de bovenliggende verdieping, de steenzolder, doet draaien. Op de meelzolder bevinden zich ook de houten meelgoot om het meel op te zakken en het ijzeren lichtwerk om de bovenste molensteen, de ligger, te lichten. De steenzolder telt nog één operationele maalstoel. Destijds was deze zolder uitgerust met drie koppels maalstenen. De derde verdieping fungeert als graanzolder. De vierde zolder herbergt het luiwerk, waarmee op de diverse verdiepingen de zakken door de met valluiken afgedekte openingen in elke zoldervloer worden opgetrokken. De vijfde verdieping vormt met zijn groot vang- of bovenwiel (van 71 kammen) op de gietijzeren molenas en het daarin hakend kroon- of kamwiel (van 38 kammen) op de stalen koning, zijn Engelse kruiwerk en zijn vang de kapzolder. De vang bestaat uit een blokvang en een ijzeren vangbalk en vangtrommel. De gietijzeren molenas, het vangwiel en de voor Vlaanderen uitzonderlijke blokvang betreffen recuperatiematerieel uit de Molen van Thijssen in Malden (Nederland), de stalen koning en de kamwielen recuperatiematerieel uit de Lindemolen in Alveringem.
Het gevlucht bestaat uit geklinknagelde roeden, die in 2006 werden verbusseld en voorzien van automatische remkleppen. Met een vlucht van 26 meter behoren de roeden tot de langste in Vlaanderen.
Inscripties zijn terug te vinden op de molenas en het vangwiel. Op de gegoten molenas staat: “IJZERGIETERIJ DE PRINS VAN ORANJE TE S’HAGE 1866 N° 431”. De plooien van het vangwiel vermelden in gotische minuskuls: “KAZANDMOLEN DOOR MICHEL JOYE RUMBEKE HEROPGEBOUWD 1957/ ALFRED RONSE MOLENTECHNICUS ONTWERPER GISTEL/ DOOR CH. PEEL EN ZONEN H. EN G. GISTEL EN ROB VANDEKERCKHOVE INGELMUNSTER MOLENMAKERS UITGEVOERD/ WERKEN DOOR E.L. DUFOUR ARCHITECT SECRETARIS VAN DE K.C.M.L. AUDERGEM OVERGENOMEN".
Auteurs: Becuwe, Frank
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Becuwe F. 2020: Kazandmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359302 (geraadpleegd op ).
"Kazandmolen", heden in onbruik, met bedrijfsgebouwen van industriële "Molens Joye" en nieuw woonhuis, nabij het kanaal Roeselare-Leie en de spoorlijn Kortrijk-Brugge. Naamgeving naar vroegere herberg " 't Caeslant" (circa 1614). In 1773, houten staakmolen -een oliestampmolen- aan de toenmalige Bruanestraat (nu Mandellaan). Na een brand in 1810, bouw van de huidige stenen molen volgens opschrift 'Kazandmolen 1813'. Volgens een koopcontract van 1849: "een koorn- en oliewindmolen in steen, met schoon galerijen, woonhuis in twee woonsten, kelders, magazijnen, olieciterns, cichoryfabriek en ast in yzer met koperen platen, bloemserre..." Sinds 1905 uitbating door de familie Joye, eigenaar na de Tweede Wereldoorlog. Circa 1936 overschakeling op een dieselmotor. In 1954 brandt de molen uit, waarna bouw van een mechanische maalderij aan de straat. In 1955-1959, herstelling van kap, wieken, gaande en staande werk met betoelaging van Monumenten en Landschappen. Functionele, niet-historische herstelling, zie recuperatie van ijzeren koningsspil van de Lindemolen (Alveringem), en ijzeren bovenas (inscriptie: "Ijzergieterij De Prins van Oranje te ss Hage 1866 n 431") en houten vangwiel uit Malden (Nederland). Uitlenging en verdekkering van de roeden (vlucht nu 26 m). Inscriptie op het vangwiel: "Kazandmolen door Michel Joye Rumbeke heropgebouwd 1957/ Alfred Ronse molentechnicus ontwerper Gistel/ door Ch. Peel en zonen H. en G. Gistel en Rob Vandekerckhove Ingelmunster molenmakers uitgevoerd/ werken door E.L. Dufour architect secretaris van de K.C.M.L. Audergem overgenomen". Tussen 1973 en 1979, reinigen en hervoegen van het buitenmetselwerk. In 1984, vervangen van de buitensteen onder leiding van P. Goethals (Damme); probleem van waterinsijpeling echter onopgelost. Windbelemmering voor zogenaamd 'los draaien'.
Deels stelling- (westzijde) en bergmolen (oostzijde); berg afgegraven; metalen stelling uit de Tweede helft van de 19de eeuw. Rode baksteenbouw, witgekalkt voor de herstellingen van de jaren 1970-1980; typerende, deels boven elkaar gestelde steekbogige muuropeningen. Aan de stellingzijde, rechthoekige poort onder betonnen latei met naam en jaartal. Aan de bergzijde, dichtgemetselde korfboogpoort. Gebroken kap met kunstleien; Engels kruiwerk. Korenwindmolen met één maalstoel op de steenzolder; elektrische motoren. Olieslagerij op de benedenverdieping tot 1905. Links en rechts, uitbouw van rechthoekige opslagruimten, overwelfd door middel van bakstenen troggewelven op I-profielen; links met tegen de kuip uitgespaarde ruimte voor vliegwiel.
Bron: DE GUNSCH A., METDEPENNINGHEN C., TANSENS A. & VANNESTE P. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kanton Roeselare, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: De Gunsch, Ann; Metdepenninghen, Catheline; Tansens, Annick; Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Gunsch A. & Metdepenninghen C. & Tansens A. & Vanneste P. 1999: Kazandmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/23314 (geraadpleegd op ).