Statige, eind 19de-eeuwse herenwoning van de eigenaars van de voormalige jutespinnerij M. Carlier (zie Veldstraat). Breedhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder leien/pannen mansardedak. Vijf zinken dakkapellen; vier kleinere, driehoekig afgedekt en een groot met vleugels onder afgerond fronton. Gevel van rood-oranje baksteen met aflijnende, gekorniste kroonlijst op modillons. Rechthoekige vensters in opvallende, geriemde lijst van arduin met oren en siersluitsteen, entablement op de bovenverdieping en bijkomende geblokte posten op de begane grond.

Interieur met behouden indeling en inrichting. Centrale hal met mozaïekvloer via een beglaasde deur met gezandstraald motief in verbinding met de veranda, waarin kleurrijk bovenlicht met bloemmotieven. Bordestrap met balusterleuning en trappaal met neorenaissance inslag. Trappenhuis verlicht door gekleurd glasraam met voorstelling van spinster (zie beroep van de eigenaar). Voorts stucversiering voor de plafonds en schoorsteenmantel met ingelegd hout en rond reliëf met voorstelling van Leda en de zwaan.