Wederopbouwhoeve, naar verluidt van 1926, waarbij stallingen echter zouden dateren van voor de Eerste Wereldoorlog. Teruggaand op de regionale hoevebouw, zie:
Opstelling: losse, lage bestanddelen rond een onverhard erf; gietijzeren toegangshek, centraal betonnen hondenhok; boerenhuis (nok parallel aan de straat), stallingen, bakhuis en schuur respectievelijk ten oosten, noorden, westen en zuiden.
Materialen: verankerde, rode baksteenbouw; pannen (donkere en rode mechanische) zadeldaken, op gootlijst bij boerenhuis.
Streekeigen bouwelementen: bij boerenhuis dakvenster in tuitgevel, overhoekse baksteenfries, rechthoekige vensters onder arduinen latei en boogvelden met kepermotief; bij nutsgebouwen poorten onder gietijzeren latei en getoogde muuropeningen.
Indeling: boerenhuis van zeven traveeën; dwarsschuur met aardappelkelders en dichtgemetseld wagenhuis; stallingen met privaat.
Bron: DE GUNSCH A., METDEPENNINGHEN C., TANSENS A. & VANNESTE P. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kanton Roeselare, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: De Gunsch, Ann; Metdepenninghen, Catheline; Tansens, Annick; Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)