is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Bisschoppelijk Paleis
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Bisschoppelijk Paleis met tuinmuren en tuin
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Bisschoppelijk Paleis
Deze vaststelling was geldig van tot
Het Bisschoppelijk Paleis is een vroeg neogotisch gebouw ontworpen door ingenieur M.J. Wolters in 1841-1845.
Het Gentse bisschopshuis werd ingeplant ten oosten van de Sint-Baafskathedraal op de afdalende steilwand van de Schelde en domineert het huidige Bisdomplein. Het werd hier 150 jaar (1841-1845) geleden opgetrokken op vraag van L.J. Delebecque, bisschop van Gent (1838-1864) door het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen. Hoofdingenieur M.J. Wolters (1793-1859) tekende de plannen terwijl de uitvoering toevertrouwd werd aan een aantal Gentse aannemers en decorateurs. De bewaarde archiefdocumenten leveren ons de namen van de talrijke uitvoerders en van de gebruikte materialen waardoor een nauwkeurige beschrijving van het gebouw en zijn decoratie kan geschetst worden en een duidelijk beeld opgehangen van dit vroeg neogotisch monument.
De eerste Gentse bisschoppen in de 16de eeuw beschikten nog niet over een eigen woonst. Pas in 1633 kreeg bisschop A. Triest het Hof van Sint-Baafs, gelegen op de plaats van het huidige gouvernementshuis, als bisschoppelijke residentie toegewezen. Dit duurde tot 1794, periode waarin het gebouw als nationaal goed werd aangeslagen door de Franse bezetters en ingericht werd als administratief centrum van het Scheldedepartement. Na het Concordaat van 1801 moest het bestuur van het Scheldedepartement instaan voor de huisvesting van de bisschoppen. Ze kochten in 1806 de voormalige abtswoning van de abdij van Baudelo aan de Steendam aan. Dit deed tot de bouw van het nieuwe paleis in 1841-1845 dienst als bisschoppelijke residentie. De ongezonde buurt rond de Steendam en het uitblijven van een geschikte alternatieve woonst deed bisschop Delebecque voorstellen om een nieuw paleis te bouwen achter de kathedraal. Dit werd goedgekeurd in 1841. Enkele huizen en een magazijn werden onteigend. De overige percelen, eigendom van de kerkfabriek, werden aan het opdrachtgevende provinciebestuur geschonken.
Een eerste ontwerp van ingenieur Wolters met gevel van arduin, in harmonie met het dominante volume van de kathedraal, werd om financiële redenen niet weerhouden. Het tweede, definitieve ontwerp omvat een iets kleiner gebouw met twee bouwlagen onder leien schilddaken op U-vormige plattegrond met bepleisterde lijstgevels met een sobere neogotische vormgeving. Het probleem van nivellering op het hellende terrein werd opgelost door het onderkelderen van het gebouw en het binnenin nivelleren door vier treden aan de voordeur en zes treden in de inkomhal te voorzien.
De zeven traveeën brede voorgevel met dubbelhuisopstand wordt horizontaal gemarkeerd door een arduinen plint met keldergaten, cordons en een aflijnende spitsbogenfries onder de geprofileerde daklijst en begrensd door octogonale hoektorentjes (ontdaan van hun oorspronkelijke torenachtige bekroning). Drielobbige benedenvensters in arduinen omlijsting, met behouden houten gotische tracering en spitsboogvormige bovenvensters met dito omlijstingen en oorspronkelijke tracering, onder een omlopende booglijst ritmeren de wand. De middentravee wordt gemarkeerd door een monumentale, in arduin uitgewerkte inkomtravee met vier treden, brede drielobbige poort in geprofileerde omlijsting geflankeerd door twee composietzuilen met bekronend geajoureerd balkon en wapenschild van bisschop Delebecque, gebeeldhouwd door P. Parmentier, als poortbekroning. De fijn uitgewerkte deur met gotische tracering en makelaar zijn het werk van de Gentse schrijnwerker F. De Moor, die eveneens de prachtige koetspoort aan de Maaseikstraat (verplaatst in de nieuwe bouw) realiseerde. Het grote spitsboogvormig deurvenster op de bovenverdieping wordt geflankeerd door twee beelden onder hoog gotisch baldakijn, namelijk de Heilige Lodewijk en Heilige Jozef, patroonheiligen van bisschop Delebecque.
De zijvleugels in de Maaseikstraat en de Hoofdkerkstraat tellen elk negen traveeën en vertonen een identieke gevelopstand met omlopende cordons en ritmerende drielobbige benedenvensters en spitsboogvormige bovenvensters. Identieke hoektorentjes begrenzen de gevels. Enkel de rechtervleugel wordt in de middentravee doorbroken door een drielobbige dienstdeur voorzien van vier treden en ijzeren leuningen. De oorspronkelijke, zeer hoge blinde bepleisterde muur, geritmeerd door verdiepte pilasters en horizontaal geleed door een arduinen cordon ter hoogte van de verdieping van het paleis, verbindt het gebouw met het 16de-eeuwse kapittelhuis, aansluitend bij de kathedraal. Twee steekboogdeurtjes geven toegang tot een elektriciteitscabine, gebouwd in de tuin tegen de laatste travee. Aan de Maaseikstraat werden de oorspronkelijk gelijkaardige muur en achterliggende stallen in 1974 vervangen door een lagere nieuwbouw onder plat dak. Deze nieuwbouw, thans privéverblijf van de bisschop, heeft op zich geen historische noch artistieke waarde maar is inwendig verbonden met het paleis en integreerde de vroegere koetspoort met mooi gesculpteerde makelaar.
De achtergevels uitziend op de tuin hebben dezelfde bepleisterde parementen, horizontaliserende omlopende cordons en spitsbogenfries en ritmerende vensters. De benedenvensters zijn hier echter voorzien van tudorbogen onder een omlopende waterlijst op consooltjes en werden voorzien van tralies. De noordvleugel telt respectievelijk vier vensters in de westgevel en vijf in de zuidgevel. De zuidvleugel daarentegen heeft een blinde westgevel en slechts vier vensters in de noordgevel. De westgevel (achtergevel van het hoofdgebouw) is gemarkeerd door een middenrisaliet met centraal roosvenster dat de traphal verlicht, bekroond door een gepolychromeerd wapenschild (door P. Parmentier), en eenvoudige rechthoekige deur op het gelijkvloers. Links en rechts flankeren smalle rechthoekige venstertjes onder waterlijst het risaliet. Wapenschildjes sieren de bovenste geleding. Een gekasseide oprit leidt van de huidige koetspoort langs de achtergevels. De tuin, aangelegd in Engelse landschapsstijl met verschillende hoogstammige bomen en sierheesters, vijvertje, heuveltje met beeld en slingerpaden strekt zich uit tot het koor en kapittelhuis van de kathedraal op de plaats van het vroegere kerkhof. Een gravure van Ch. Onghena van 1843 toont een aanzet van tuinaanleg die nog terug te vinden is in de huidige tuin.
De plattegrond, nog geïnspireerd op de 18de-eeuwse hotels, is door zijn openwaaierende U-vorm zeer symmetrisch uitgewerkt met een gelijkaardige indeling op het gelijkvloers en op de bovenverdieping. Via een eerste vestibule en trap met zes treden bereikt men de eigenlijke vestibule in de vorm van een langgerekte, achthoekige ruimte die mogelijk maakt om op dit trapeziumvormig terrein grotendeels rechthoekige kamers te voorzien. De verschillende deuren geven toegang tot de kleine salons (thans burelen) links en rechts van de eerste vestibule en twee onregelmatige kabinetten op de hoeken. Via de centrale deuren bereikt met links de antichambre en het groot salon en rechts de eetkamer. Een lange gang of corridor aan de binnenzijde gaf vroeger verbinding met de overdekte koetspoort links, thans het nieuwe bisschopsverblijf. In de rechtervleugel geeft een korte gang toegang tot de diensttrap, ingang in de Hoofdkerkstraat en een suite van vier kamers met kantoorfunctie.
Vanuit de grote vestibule vertrekt een monumentale trap met imposant roosvenster naar de eveneens achthoekige vestibule op de bovenverdieping. Onder de trap bevindt zich de trap naar de gewelfde kelderverdieping met voormalige keukens en bergruimtes. De indeling van de verdieping volgt de structuur van de gelijkvloerse verdieping met boven de kleine vestibule de zogenaamde salle du balcon, thans bibliotheek, links en rechts met een kamer en kabinet. Een lange gang links leidde naar de slaapkamers, thans burelen en logeerkamers. De gang rechts geeft toegang tot de kapel met sacristie. De vier kamers van het vroegere verblijf van de bisschop achteraan zijn nu ingericht als kantoren.
De interieurafwerking is volledig in neogotische stijl en vrij sober met uitzondering van de representatieve ruimtes. Indrukwekkend is de grote vestibule met zwarte Basèclestenen vloer (door G. Paternotte) met wit inlegmotief, vierdelig laatneogotisch eikenhouten tochtscherm, verschillende deuren in de korte zijden en centraal de majestueuze eretrap met bordes en roosvenster en twee teruglopende stukken. Deze trap is geïnspireerd op de 18de-eeuwse trap van het Baudelohof, hier met twee kruisvaarders in plaats van leeuwen op de achtkantige trappalen en met neogotische leuning, vervaardigd door L.J. Eggermont en P. Parmentier. Het roosvenster met houten tracering van F. De Moor kreeg in 1844 een glasvulling door A. Cunier (Brussel), in 1982 vervangen door glasramen van L. Mestdagh met behouden centraal wapenschild van bisschop Delebecque. Boven de laterale deuren werden vier gepolychromeerde wapenschilden van de bisschoppen J. Boonen, C. Maes, PH. van der Noot en I. Schets de Grobbendonck aangebracht. Een omlopende kroonlijst met rand- en bladwerk en een fraai stucplafond met geometrische motieven met maaswerkmotieven en bladwerk bekroond het geheel.
Het klein salon links, thans secretariaat heeft een veelkleurig beschilderd plafond met neogotische geometrische motieven, rank- en bladwerk, twee bisschopswapens en twee engelenbustes, een zwartmarmeren schouw door A. Voituron (1844) en vier gebrandschilderde medaillons in de voorzetraampjes. De grote spreekkamer of antichambre van het grote salon, aan de zuidzijde verlicht door drie ramen met binnenluiken en vergulde neorococogordijnkasten waaraan kanten gordijnen ophangen, heeft vijf deuren en een uitgewerkte neogotische schouw in witte marmer met bekronende spiegel en flamboyant maaswerk. Opmerkelijk is vooral het stucplafond met geometrische motieven, polychrome wapenschilden en een omlopende fries met sterk uitspringende bladmotieven en vergulde groteske hoofdjes, volgens rekeningen geleverd in 1845 door Delanier. Aan de wand, portretten van de Gentse bisschoppen in vergulde lijsten. Het groot salon, het rijkelijkst uitgewerkt vertrek van het paleis wordt verlicht door vijf identieke vensters, vier dubbele deuren met rijkelijke neogotische omlijstingen en twee eveneens zeer rijkelijk uitgewerkte tegenover elkaar gelegen schouwen met bekronende spitsboogvormige spiegels tussen zuiltjes, verrijkt met maaswerk en bladranken en die de vijf kristallen luchters oneindig weerspiegelen. Het stucplafond met geometrische motieven wordt hier ook omlijst door uitgewerkte fries met haak- en bladmotieven in hoog reliëf. Vijf bisschopsportretten sieren hier ook de binnenwand.
In de rechtervleugel is de voormalige eetkamer, thans vergaderzaal, gelegen met neoclassicistische schouw en plafond met neogotisch stucwerk. De administratieve vleugel met vier lokalen is sober gehouden met empire getinte schouwen met voluutvormige stijlen en gebrandschilderde medaillons in de voorzetraampjes.
De bovenhal heeft dezelfde achthoekige vorm als de vestibule en is voorzien van talrijke deuren, in het midden van de laterale wanden telkens geaccentueerd door rijkelijk uitgewerkte accoladebogen. Tussen de deuren staan sokkels met borstbeelden van kanunniken. Vooraan, boven de ingang is de bibliotheek gelegen met toegangsdeur met oorspronkelijk glaswerk van Cunier in ijzeren rooster en kamerhoge kasten in imitatie eik waarachter nog origineel behangpapier met neorococomotieven bewaard bleef.
In de noordvleugel bevindt zich de kapel van twee traveeën met vijfzijdige apsis, gericht naar het westen en overwelfd met een bepleisterd kruisribgewelf met twee glaskoepels. De binneninrichting was ontworpen door L. Jourdain en bleef op de beschildering en glasramen na, behouden. De neogotische polychrome beschildering met rankwerk en wapenschilden van de verschillende decanaten, band met wapenschilden van de bisschoppen en banderollen werd gerealiseerd in 1892 door E. Goethals boven een lambrisering van groen damasttextiel. De glasramen werden gerealiseerd door G. Ladon in 1892 en stellen vier heiligen (Bavo, Carolus Borromeus, Livinus en Amandus) en de patroonheiligen van bisschop Lambrecht en Stillemans (Coleta en Antonius van Padua) voor. De zwartmarmeren altaartafel kreeg circa 1930 een nieuw tabernakel en kandelaars uit het atelier Bressers. Links van het altaar bevindt zich de bisschopstroon met neogotisch baldakijn, vervaardigd door R. Rooms. Rechts hangt de reliekhouder van het Heilig Kruis. Tegenover het altaar hangt een neogotisch drieluik, de bekering van de Heilige Bavo en zijn dochter door Heilige Amandus met links en rechts de Heilige Macarius en Heilige Livinius, geschilderd door F. de Vigne in 1845. Twee prachtige reliekschrijnen bevatten relieken van het bisdom. Op de bovenverdieping wordt het oude uurwerkmechanisme bewaard.
Op de overloop zijn de vensters voorzien van voorzetraampjes met gebrandschilderde medaillons van G. Ladon met voorstelling van de Heilige Bavo, door de Heilige Amandus aanvaard in het klooster en Onze-Lieve-Vrouw omgeven door musicerende engelen. Ook de achterkamers met burelen hebben nog verschillende gebrandschilderde raampjes met medaillons en marmeren schouwen.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO002032, Bisschoppelijk Paleis.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Bisdomplein
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bisschoppelijk Paleis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/24516 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.