Het burgerhuis was oorspronkelijk een meerlagig middeleeuws pand opgetrokken uit Doornikse kalksteen met een constructiemethode (Opus Incertum, gordelbogen, zuilen) en vormentaal (decoratieve kapitelen) eigen aan de 13de eeuw.
De kelder toont een trapeziumvormig huis dat haaks op de Gouvernementstraat staat met een binnenwerkse afmeting van 11,10 op 7 meter. De noordmuur loopt door in een muur op spaarboogfundering. In hoeverre dit een oorspronkelijk niet onderkelderd deel was, dan wel een tuinmuur, is niet duidelijk. De oorspronkelijk halfondergrondse ruimte was vanaf de Gouvernementstraat toegankelijk via een trap in de noordzijde van de oostgevel. Twee zuilen verdelen de ruimte in zes vakken. De basementen van de zuilen zitten onder het huidige vloerniveau. De schacht telt verschillende zuilentrommels en is bekroond met een blad/knopkapiteel waarboven een vierkante dekplaat met kwartholprofiel. De kraagstenen in de zijmuren vertonen een kwartbolprofiel en zijn voorzien van een dekplaat met kwartholprofiel. De ruimte wordt overspannen door bakstenen kruisribgewelven. Hun kruinhoogte bedraagt momenteel 3,10 meter. Vermoedelijk was er oorspronkelijk een houten zoldering. De zuidelijke muur vertoont een verticale insprong van circa 1 meter breed waarvan de functie onduidelijk is. De muren zijn circa 84 centimeter dik. De oorspronkelijke toegang tot de straat bleef bewaard maar is niet langer functioneel gezien latere verbouwingen.
Het bovengronds gedeelte gaat vermoedelijk terug tot de 16de of 17de eeuw maar heeft nu het uitzicht van een 19de-eeuws burgerhuis bestaande uit vier traveeën en drie bouwlagen. De bepleisterde en beschilderde gevel heeft op de benedenverdieping imitatiebanden. De muuropeningen zijn gevat in geprofileerde omlijstingen met een sluitsteen en doorlopende onderdorpels. De kroonlijst heeft klossen en een tandlijst. De benedenverdieping werd verbouwd tot handelszaak. In de rest van de voorgevel bleef het 19de-eeuwse schrijnwerk bewaard.
De linkertravee was vermoedelijk de oorspronkelijke toegang tot de woning gezien de aanwezigheid van gepleisterde kruisgewelven uit 16de of 17de eeuw. Later werd de trap in dezelfde zone geplaatst waardoor het gewelf versneden werd. In de traphal bleef de 18de-eeuwse trap en stucwerk bewaard. Op de benedenverdieping bleef de structuur, deels het binnenschrijnwerk en het plafondstucwerk uit de 18de eeuw bewaard. De marmeren schouwmantels zijn 20ste-eeuws. De bovenverdiepingen werden ingericht tot appartementen. Mogelijk bleven balkenlagen boven de verlaagde plafonds bewaard.
LALEMAN M.-C. & RAVESCHOT P. 1991: Inleiding tot de studie van de woonhuizen in Gent Periode 1100-1300 De kelders, Verhandelingen van de Koninklijke maatschappij voor Wetenschap, Letteren en Schone Kunsten van België 54, Brussel.
S.N. 1987: Stadsarcheologie, 11, 3.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO002325, Middeleeuwse stenen. Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)