Het pand bestaat uit twee verankerde en bepleisterde lijstgevels van drie en vier traveeën en drie bouwlagen onder een mansardedak, haaks op een zadeldak (Vlaamse pannen). De overeenkomende bouwlaagniveaus en de gevelordonnantie van de bovenvensters dateren uit de 19de eeuw. Het pand nummer 46 heeft een gewijzigde begane grond. De rechthoekige bovenvensters zijn uitgewerkt met een gebogen ijzeren leuning. De gevelbekroning is eenvoudig. De oudere kern in de linkerzijgevel van Doornikse kalksteen van twee bouwlagen is opengewerkt met rechthoekige muuropeningen. De achterpuntgevel is gecementeerd.
Het pand nummer 48-48A gaat terug op een meerlagig middeleeuws pand opgetrokken uit Doornikse kalksteen met een constructiemethode (Opus Incertum, toegang en trapconstructie aan de westzijde van de straatgevel zijn nog grotendeels origineel, overspanning van de kelder met graatgewelven, kaarsnissen, segmentboogvormige raam- en deuropeningen, enzovoort) en vormentaal (decoratieve kapitelen) eigen aan de 13de eeuw.
Het pand is gelegen haaks op de Hoogpoort en telt 31 meter bij 8,5 meter. De volledige constructie bleef bewaard wat dit huis uitermate waardevol maakt. De Grote Arend, voor het eerst vermeld in 1366, behoorde in de 14de eeuw toe aan de patricische familie de Pape waardoor het eveneens bekend staat als Symoens sPapenhof. De familie, in Gent reeds bekend sinds 1154, maakte fortuin met grond- en huizenbezit in het 13de-eeuwse Gent en Axel evenals de uitvoer van Vlaamse laken naar Engeland, Oost en Zuid Europa. Daarnaast fungeerden ze als pachters van ambten en belastingen evenals financiers en rentebezitters van adel en abdijen. Circa 1300 kozen de De Pape’s de kant van de Graaf van Vlaanderen die hen hiervoor rijkelijk beloonde. Ook in latere periodes bleef De Grote Arend een zeer prestigieus pand in de handen van belangrijke families. In 1640 verkocht advocaat Frans Lefebre het pand aan Jacob de Jonckhere voor het fenomenale bedrag van 1500 pond grooten.
De onderste bouwlaag van het pand nummer 48-48A bestaat uit een rechthoekig gedeelte aan de straatzijde en een vierkant gedeelte achteraan. In het verlengde van de oostmuur kan de vermoedelijke ommuring van het erf over 19 meter gevolgd worden. Het volume aansluitend bij de straat meet binnenwerks 21,4 bij 6,8 meter. De toegang en trapconstructie aan de westzijde van de straatgevel zijn nog grotendeels origineel en bewijzen dat het om een half-ondergrondse ruimte ging. Het inspringend muurvlak aan de zuidkant was voorzien van een deur. De ruimte wordt overspannen door graatgewelven die rusten op vijf zuilen. Ronde basementen met geprofileerde basis steunen de trommels van de schacht die bekroond worden met een bladkapiteel. De vierkante dekplaat heeft een kwartholprofiel. Dezelfde dekstenen liggen ook op de kwartbolle kraagstenen. Zowel in de west- als oostmuur zijn er (kaars)nissen. Het midden van de derde travee aan de westkant heeft een vensteropening.
De vierkante achterbouw meet binnenwerks 5,5 bij 6,8 meter. Een zuil in het midden, identiek als alle andere, torst het graatgewelf. Aan de westzijde van de noordmuur zit de 1,45 meter brede en met een segmentboog overspannen doorgang tussen beide delen. In de laatste travee aan de oostzijde en in de achtergevel zit een venster. Daaronder werd nog een (kaars)nis ingewerkt. De westmuur bevat een doorgang naar het erf. Het langwerpige deel van het complex deed dienst als stapelhuis terwijl het vierkante deel een woontoren was.
Het pand nummer 48-48A bleef over de volledige hoogte bewaard (drie bouwlagen + zolder) wat uitzonderlijk is. De 13de-eeuwse achtergevel gaat schuil achter een cementbepleistering terwijl de voorgevel een witbepleisterde lijstgevel is. De gevel telt vier traveeën, drie bouwlagen en een zadeldak met pannen. De rechthoekige bovenvensters hebben een lekdorpel. Vermoedelijk gaat de ordonnantie terug op de 13de-eeuwse structuur. De ramen op de bovenverdieping worden afgesloten met ijzeren balustrades. Een kordonlijst en kroonlijst op klossen sluiten de gevel bovenaan af. De zichtbare zijgevels tonen gedichte kruisvensters in Doornikse steen wat een zeer vroeg voorbeeld is van die traditionele bouwtechniek (later vooral in zandsteen).
In de 17de eeuw werd de keuken met typische schouw en Delftse tegels opgetrokken en de uitermate rijke 18de-eeuwse interieuraankleding van de traphal en verschillende salons met een eikenhouten trap, balkenstructuren, binnenschrijnwerk, stucwerk met bloemen, lijsten en rocailles, lambriseringen, vloeren, schouwmantels, muurschilderingen, figuratief stucwerk, ingemaakte kasten, buitenschrijnwerk, binnenschrijnwerk, tuinmuren, supra porta’s, … aangebracht met zelfs naar Gentse maatstaven bijzonder hoge kwaliteit.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2009: Burgerhuis De Grote Arend en stadswoning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/178967 (geraadpleegd op ).
Thans twee verankerde en bepleisterde lijstgevels van drie en vier traveeën en drie bouwlagen onder een mansardedak, haaks op een zadeldak (Vlaamse pannen). Zelfde bouwlaagniveau en gevelordonnantie van de bovenvensters uit de 19de eeuw. Nummer 46 gewijzigde begane grond, nummer 48-48A rondboogvensters in geblokte omlijsting met sluitsteen. Rechthoekige bovenvensters met gebogen ijzeren leuning. Eenvoudige gevelbekroning. Oudere kern in de linkerzijgevel van Doornikse kalksteen van twee bouwlagen met rechthoekige muuropeningen. Gecementeerde achterpuntgevel.
Mobilair: nummer 48-48A. Fraaie 18de-eeuwse trap en schouw. Supra porta's van E.P. Van Reysschoot.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. & DAMBRE-VAN TYGHEM F. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4na, Brussel - Gent.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1976: Burgerhuis De Grote Arend en stadswoning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/24926 (geraadpleegd op ).