Het burgerhuis gaat terug op een meerlagig middeleeuws pand opgetrokken uit Doornikse kalksteen met een constructiemethode (Opus Incertum, kraagstenen, zuilen, toegang en trapconstructie van op de openbare weg) en vormentaal (decoratieve kapitelen) eigen aan de 13de eeuw.
De oorsprong van het pand gaat terug op een grote constructie van 29 bij 13 meter in Doornikse steen, haaks op de Hoogpoort. Het pand werd opgesplitst in twee percelen waardoor de kelder ter hoogte van de kolommen opgedeeld is en we spreken van de oostelijke en westelijke beuk. Met uitzondering van een kleine ruimte achteraan werd de onderste bouwlaag in tien vakken verdeeld door drie kolommen en een muurpartij. De basementen van de kolommen zitten onder het huidige vloerniveau. De schacht is opgebouwd uit verschillende trommels en wordt bekroond met een polygonaal bladkapiteel. De achtzijdige dekplaat heeft een kwartholprofiel. De kraagstenen zijn eveneens polygonaal. Sporen in de rechterbeuk wijzen er op dat de kelders oorspronkelijk met een gewelf in Doornikse steen waren overspannen. Momenteel hebben beide kelders een bakstenen kruisgewelf steunend op kraagstenen in Doornikse steen. Aan de oostzijde van de voorgevel situeert zich de oorspronkelijke ingang. Vermoedelijk was de verdieping oorspronkelijk halfondergronds. In de oostmuur, derde vak, bevindt zich nog de originele haard waarvan de kraagstenen als steun voor de schouwmantel nog bewaard zijn. In het tweede vak van dezelfde muur is nog een (kaars)nis aanwezig. De toegang tot de achterliggende kelder in de oostelijke beuk is nog origineel. Van de westelijke beuk bleven drie van de vier traveeën bewaard. Of er eveneens een achterbouw was is onduidelijk. Het muurfragment in Doornikse steen langs de Werregarenstraat kan beschouwd worden als een restant van een omheind erf. Geen van beide kelders werden uitgediept.
Het rechtse gebouw heeft een 19de-eeuwse gevel. Het is een rijhuis van drie traveeën en drie bouwlagen. De bepleisterde voorgevelordonnantie heeft rechthoekige ramen die in de tweede bouwlaag een driehoekige bekroning hebben. De gelijkvloerse verdieping werd verbouwd en een winkelraam werd ingebracht.
Op de gelijkvloerse verdieping zijn waardevolle, 19de-eeuwse, interieurs bewaard gebleven. Een gang met mozaïekvloer, gelegen aan de rechter zijde van het pand, geeft toegang tot de centraal gelegen traphal. De trap bleef tot de eerste verdieping bewaard. Op de eerste verdieping werd een 18de-eeuwse trappaal herbruikt. De trappaal op de benedenverdieping is rijk gesculpteerd en typisch voor de periode 1880-1910. De balusters zijn alle spiraalvormig gedraaid. Boven de deuren in de gang werden laat 19de-eeuwse stucdecoraties aangebracht. Achter de trap een sober gedecoreerd salon met schouwmantel. Het tuinsalon is rijk gedecoreerde met een wit en zwart marmeren empireschouw en stucdecoratie op het plafond en wanden (gecanneleerde pilasters, lambrisering, stuclijst op het plafond en een stucroos). De oorspronkelijke afwerklagen bleven onder de recentste verflaag bewaard.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2009: Burgerhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/178935 (geraadpleegd op ).
Rijhuis van drie traveeën en drie bouwlagen, voorgevelordonnantie uit de eerste helft van de 19de eeuw doch met behoud van oudere kern aangeduid door de zandsteenblokken in de pui en de buitentrap met luik. Bepleisterde bovenbouw met rechthoekige vensters die op de tweede bouwlaag een driehoekige bekroning vertonen. Recent winkelraam op de begane grond. Achterpuntgevel van twee traveeën en drie bouwlagen. Overwelfde kelder op zeer dikke zuilen met knop- en teerlingkapiteel.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. & DAMBRE-VAN TYGHEM F. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4na, Brussel - Gent.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1976: Burgerhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/24933 (geraadpleegd op ).