Het Postgebouw werd in 1899-1910 in eclectische stijl gebouwd naar ontwerp van ingenieur-architect Louis Cloquet met medewerking van provinciaal architect Stephane Mortier.
In 1896 vertrouwde de staat (Minister van Spoorwegen, Posterijen en Telegraaf) de bouwopdracht voor een centraal postkantoor te Gent toe aan ingenieur-architect Louis Cloquet bijgestaan door provincie-architect Stephane (Etienne) Mortier. De bouw ervan maakt deel uit van een aantal ingrijpende vernieuwingen en stedenbouwkundige aanpassingen in de stadskern die kort voor de Wereldtentoonstelling van 1913 het stadsbeeld sterk wijzigden.
Eind 1897 werd een voorontwerp ingediend gebaseerd op het plan met organigram geleverd door de technische dienst van de P.T.T., architect Alphonse Van Hoecke onder leiding van ingenieur Gody. Het definitieve ontwerp van het zogenaamde "Hôtel des postes et télégraphes" of "Posthotel" werd eind 1898 goedgekeurd zodat de bouwwerken begin 1899 konden aanvangen. Het centraal postkantoor van Gent raakte in de volksmond ook bekend als de "Grote Post". De uitvoering van funderingen en kelders was toevertrouwd aan de Gebroeders Myncke, bekende betonspecialisten. Er diende rekening gehouden met de reeds in 1897 aangelegde fundamenten voor de hier aanvankelijk geplande bouw van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg. De ruwbouwwerken waren in 1903 gerealiseerd doch de afwerking van daken en torenspitsen evenals de uitvoering van het gewijzigde horlogetorenontwerp duurden tot in 1905. De oplevering vond op 15 september 1906 plaats.
Begin 1907 kon worden verder gegaan met de afwerking van het postgebouw, hetgeen nog enkele jaren zou aanslepen. L. Cloquet deed daarbij een beroep op het bedrijf Van Autreyve en op talrijke neogotische kunstenaars van de Gentse Sint-Lucasschool: de beeldhouwers Aloïs De Beule, Remi Rooms, Oscar Sinia en Geo Verbanck, decoratieschilder Prosper Cornelis die ook in het Gentse Sint-Pietersstation sgraffito-schilderingen uitvoerde. Uiteindelijk kon het postgebouw op 24 oktober 1910 in gebruik genomen worden. Het laatste schilderwerk aan het sculpteerwerk van de buitengevels was voltooid in 1912, op tijd voor de Wereldtentoonstelling van 1913. In 1979-1980 vond een buitenrestauratie plaats. Deze werken omvatten de reiniging en consolidatie van de gevels, het vernieuwen van de dakbedekkingen, de vervanging van houtwerk van dak- en standvensters naar oorspronkelijk model.
Het geheel is groots van opzet en goed geproportioneerd. Voor de vormgeving van het postgebouw is nochtans zeer sterk gestreefd naar een duidelijke relatie tussen het uitwendig voorkomen en de inwendige structuur van het gebouw. De functionele planindeling is bijgevolg zeer bepalend voor dit openbaar en administratief gebouw en komt tot uiting in de bouwmassa's, de verschillende bedakingen en hun hoogteverschillen. Zo bezitten enkel de hoofdgevel aan de Korenmarkt en de zijgevel aan de Pakhuisstraat een bovenverdieping met zolder onder steil dak, bestemd voor administratieve bureaus, refter en vergaderlokalen. Deze gevels bezitten een uitgesproken symmetrische opstand. Centraal in de voorgevel bevindt zich de hoofdingang, uitgewerkt als een stadhuispui met portiek, die toegang verleent tot de publieke hal. Voor het postpersoneel waren in functie van de organisatie van het werk meerdere toegangen voorzien zoals in de hoektoren en het centrale risaliet aan de Pakhuisstraat (voor postwagens), in de toren aan de Graslei. De toegangen in het Hazewindstraatje dienden voorheen als ingang van de afzonderlijke telegraafdienst die aan deze straatzijde apart in het gebouw was ondergebracht. Diverse friezen met opschriften in de voorgevel verwijzen direct naar de verschillende functies die het gebouw meekreeg: "Posterijen-Postes", "Telegrafen-Telegraphes", "Telephoon" en "Brievenbus-Boîte-aux-Lettres". Het souterrain, dat het niveauverschil tussen Graslei en Korenmarkt overbrugt, herbergde de technische diensten en installaties van het gebouw.
Als bouwstijl werd gekozen voor de laatgotische stijl of Brabantse gotiek terwijl er ook renaissancekenmerken aanwezig zijn. Op deze wijze zocht de architect, in zijn bezorgdheid voor het stadsbeeld, aansluiting bij het Schippershuis op de Graslei en verwijst hij tevens naar het Gentse stadhuis.
Meerdere moderne bouwprocedés en eigentijdse materialen zijn bij de bouw van het postkantoor gehanteerd: platen en balken van beton volgens het systeem Hennebique (voorloper van gewapend beton), vooruitstrevende glas- en ijzerconstructies en prégeassembleerde stalen dakspanten. Typerend voor het eclecticisme zijn deze progressieve structurele bouwtechnische procedés niet zichtbaar gelaten maar verscholen achter een bekleding: buiten met een parement van meerdere soorten natuursteen: witte Gobertangesteen, grijze Doornikse kalksteen, blauwe hardsteen van Anthines en gele kalksteen van La Rochette, binnenin achter hout en andere bekledingen.
De opmerkelijke rijke gevelornamentiek omvat beeldhouwwerk en schilderwerk waarvan de inhoud onder meer verwijst naar het postwezen en het internationaal karakter van de toenmalige communicatiemiddelen. Verder zijn er onder andere talrijke heraldische en allegorische voorstellingen, de portrethoofden van de toen regerende staatshoofden die bij de Internationale Postunie waren aangesloten. De zeer verzorgde detailafwerking is ook van toepassing voor het origineel smeedwerk van hekwerk, tralies, hengsels en beslagwerk van deuren en poorten. Ook het oorspronkelijk houtwerk zelf vertoont fijn gesculpteerde details (zie bijvoorbeeld makelaar van de poort van de vroegere conciërgewoning aan de Graslei). Een opmerkelijke en bijzonder fraaie neogotisch getinte houten inkomstructuur met beglazing in de hoofdtoegang vormt een doorzichtige verbinding tussen de binnenruimte (publieke hal) en buitenruimte (portiek met pui) van het postgebouw. Ook de afwerking van de zijwanden van de inkomruimte, zoals de bekleding met diverse marmersoorten onder velden met sgraffito-schilderingen, geven een voorsmaak van de interieurafwerking van het postgebouw.
Op de verhoogde begane grond zijn als voornaamste ruimten volgende grote rechthoekige zalen gelegen: de lokettenzaal met publieke hal, gescheiden door een beglaasde houten wand van de achterliggende sorteer- en bestellerszaal en eveneens door een beglaasde houten wand van de rechts opzij gelegen vroegere telegraafdienst. Voornoemde houten scheidingswanden zijn voor het interieur essentieel als wezenlijk bestanddeel van de originele ruimte-indeling. Het houtwerk van weliswaar verschillend geometrisch verdeelde oppervlakken, ook in de vensters, de deurlichten, daklichten en dakspanten, is een dominant en opvallend bindend element van het interieur. In de lokettenzaal was dit vroeger nog sterker aanwezig door de houten loketindeling, doch deze werd gemoderniseerd. Nochtans zijn in de lokettenzaal nog een aantal kleine houten wanden van de originele loketten bewaard gebleven.
Sommige ornamenten zijn middeleeuws van inspiratie. Dit geldt onder meer voor de verschillend gesculpteerde consoles waarop de ribben aanzetten van het indrukwekkende, beglaasde gebogen dakspant in de sorteer- en bestellerszaal. Andere ornamentiek sluit echter veeleer bij de art nouveau aan zoals de floraal versierde kapitelen van de enkele en gebundelde slanke zuilen in de grote zalen. De zuilen in de publieke hal die de spitsbogen van de overkapping opvangen zijn achter een jongere bekleding verscholen.
Zeer merkwaardig, constructief bijzonder ingenieus en fraai geornamenteerd zijn de trappenhuizen in beide grote traptorens:
Andere opmerkelijke interieurelementen zijn onder meer:
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DO002131, Postgebouw.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 1999: Postgebouw [online], https://id.erfgoed.net/teksten/181399 (geraadpleegd op ).
Postgebouw voltooid in 1903, naar ontwerp van architecten L. Cloquet en E. Mortier. Een van de voornaamste voorbeelden van een complex gebouw in eclectische stijl, opgetrokken met combinatie van gotische en renaissance elementen uit Gobertange steen, Franse kalkzandsteen en hardsteen. Gebouwen gerangschikt op een rechthoekig terrein begrensd door de Korenmarkt (ten oosten), de Pakhuisstraat (ten zuiden); de Graslei (ten westen) en het Hazewindstraatje (ten noorden).
Voorgevel van twaalf traveeën en twee bouwlagen, met schilddak (leien) bezaaid met dakkapellen. Lijstgevel gemarkeerd door vooruitspringende en hoger opgetrokken middenrisaliet van twee traveeën waarvan de laatgotische geveltop voorzien is van opengewerkte trappen en pinakels met kruisbloemversiering; rechter gevel begrensd door een uitspringende travee waarvan de geveltop een gereduceerde uitvoering is van de middenrisaliet; linker gevel begrensd door massieve achtkantige toren met kegelvormige spits voorzien van hogels. Wanden met twee registers van korfbogen op halfzuilen afgelijnd door geajoureerde borstwering met overhoekse pinakels; boogvelden met medaillons met hoofden die de toen regerende vorsten voorstellen; middenrisaliet met trap die leidt naar peristylium met ingang.
In de noordoostelijke hoek: overhoekse vierkante horlogetoren van zeven bouwlagen voorzien van galerij met borstwering en kegelvormige spits. Zuidgevel van tien traveeën en twee bouwlagen met schilddak (leien) en middenrisaliet van twee traveeën gelijkend op die van voorgevel. Westgevel bestaande uit verschillende naast elkaar opgetrokken gedeelten in dezelfde eclectische stijl met opvallende octogonale toren met opengewerkte torenspits en galerij.
Rechthoekige lokettenzaal van vijf bij drie traveeën afgedekt met ijzer- en glasconstructie geschraagd door neogotische spitsbogen; blinde bogen langs voorgevel met beschilderde voorstellingen van de vijf werelddelen. Gewijzigde lokettenindeling.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. & DAMBRE-VAN TYGHEM F. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4na, Brussel - Gent.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1976: Postgebouw [online], https://id.erfgoed.net/teksten/25159 (geraadpleegd op ).