Dubbelhuis van vier traveeën en twee bouwlagen onder steil zadeldak, opklimmend tot de zeventiende eeuw.
Traditionele bak- en zandsteenbouw met afgeschuinde plint, steigergaten, speklagen ter hoogte van de boven-, tussen- en onderdorpels van de voormalige kruiskozijnen. De negblokken rond de vensters zijn geprofileerd. De muuropeningen zijn aangepast: de dorpels verlaagd, de kruisen verwijderd enz. Vermoedelijk zijn deze aanpassingen te situeren rond het einde van de 18de eeuw toen de gevel werd bepleisterd en de deuropening voorzien werd van een laatclassicistische omlijsting. Deze deur is momenteel rechthoekig, in een geriemde omlijsting met een kwarthol beloop op neuten. De latei is gemarkeerd door een sluitsteen met acanthusblad tussen korte festoenen, aansluitend bij de uitgewerkte druiplijst. De gevel is gedecapeerd waardoor de bouwnaden en de evolutie zichtbaar is geworden, dit ten koste van de homogeniteit van de laatclassicistische voorgevelordonnantie. Achteraan is ook een bewaarde rechterzijtrapgevel aanwezig.
De gecementeerde achtergevel heeft rechthoekige muuropeningen en vensters met hardstenen lekdrempels en lateien. De zandstenen negblokken met kwartholbeloop, zijn restanten van de oorspronkelijke kruiskozijnen en de deur heeft een fraai bovenlicht in empirestijl.
Het interieur met bewaarde indeling bevat 18de- en vroeg-19de-eeuwse elementen. De hal bewaart een vloer in zwarte basèclesteen, afgebiesd met een witte marmerrand en centraal een rechthoekig motief met ingezwenkte hoeken uitgewerkt in rode, zwarte en witte marmersoorten. De kamer aan de straatzijde (links) heeft een plafond met sobere 18de-eeuwse profilering. Op de gelijkvloerse verdieping zijn verder marmeren empireschouwen met voluutvormige stijlen uit het begin van de 19de eeuw aanwezig. De toegang tot de kamers op de verdieping wordt afgesloten met rechthoekige deuren voorzien van halfcirkelvormige bovenlichten.