erfgoedobject

Dominicanenklooster

bouwkundig element
ID
25435
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/25435

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Dominicanenklooster
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Dominicanenklooster
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Dominicanenklooster: vleugel
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Dominicanerklooster
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Zogenaamd "Pand" of "voormalig Dominicanerklooster". Indrukwekkend ensemble, tussen de Leie en Onderbergen, op rechthoekig grondplan geschikt rondom een voorplein en het oude kerkhof van de monniken. Het complex is thans in het bezit van de Rijksuniversiteit Gent, die in 1963 de restauratie aanvatte. In 1228 vestigden de dominicanen of predikheren zich te Gent. Ze bouwden het "Utenhovegasthuis" naast de Sint-Michielskerk om tot een klooster en kerk (1240). Herhaaldelijk geplunderd en ingenomen door verscheidene troepen onder meer einde 15de eeuw, tijdens de beeldenstorm van 1566, waarbij hun rijke bibliotheek verloren ging, en enkele decennia later toen het klooster omgevormd werd tot Calvinistische universiteit. Door de Franse revolutie gedesaffecteerd werden de gebouwen verkocht aan een houthandelaar. Hoewel begin 19de eeuw het klooster terug geopend werd zagen de paters zich om financiële redenen verplicht hun cellen te verhuren. In 1823 werden kerk en klooster opnieuw verkocht, in 1860 werd de kerk gesloopt. Tot 1955 werden de kamers bewoond door behoeftige arbeidersgezinnen. Aankoop door de universiteit in 1963. Vooraleer tot restauratie over te gaan sloopte men de in 19de eeuw verbouwde vleugel die het voorplein van de straat scheidde, de andere vleugels worden hersteld in de vroegere toestand.

De noordvleugel, het zogenaamd "Gastenkwartier", dateert van 1650-51 en werd opgetrokken ter vervanging van het oude "Utenhovehospitaal". Traditionele bak- en zandsteenbouw met gebruik van Doornikse kalksteen voor de hoge plint met keldervensters. Twee bouwlagen hoog afgedekt met een zadeldak (leien). Trapgevel van drie traveeën aan de voorkant, afgelijnd met hoekstenen en voorzien van gekoppelde en beluikte kruisvensters met negblokken, overspannen met waterlijsten. De zijgevel langs de kant van de Sint-Michielskerk is acht traveeën breed doch met verspringende bouwlaaghoogte: de eerste twee traveeën zijn drie bouwlagen hoog, de andere traveeën zijn enkel op de tweede bouwlaag verlicht. Vier getrapte dakvensters met kruiskozijnen en steigergat.

Tegen de oostgevel werd in 1780-81 een aanbouwsel (infirmerie en priorij) in Lodewijk XVI-stijl opgetrokken. Baksteenbouw op zandstenen sokkel van drie traveeën en drie bouwlagen met afgewolfd dak (leien). Beluikte steekboogvormige benedenvensters voorzien van een gestrekte latei met sleutel van zandsteen en lekdrempels op klossen. Vlak omlijste rechthoekige bovenvensters per travee gevat in een rechthoekige zandstenen nis met sluitsteen. De borstweringen zijn opengewerkt met balusters en cirkelvormige motieven. Klassiek hoofdgestel als gevelbekroning. Drie classicistische dakkapellen met driehoekig fronton. Bijbouw van één travee en twee bouwlagen op natuurstenen sokkel afgedekt met een lessenaarsdak (leien). Zijgevel met dakkapel en op de bovenverdieping erker van vier traveeën in overstek.

Tuingevel op sokkel van Doornikse kalksteen. Souterrain toegankelijk langs drie rondboogdeurtjes in zandstenen omlijsting met negblokken en voorzien van vier venstertjes met bolkozijn. Lijstgevel van elf traveeën geritmeerd door beluikte kruiskozijnen met een wigvormig ontlastingssysteem en doorlopende dorpels. Vijf getrapte dakvensters met gelijkaardige kruiskozijnen en steigergaten onder de daklijst.

Ernaast in de hoek tussen noord- en oostvleugel, bevindt zich het zogenaamd "Klein Pand", de voormalige brouwerij van het klooster uit de 17de eeuw. Traditionele zandsteenbouw met onderbouw van Doornikse kalksteen met drie traveeën en drie bouwlagen aan de Leiekant, afgedekt met een zadeldak (leien) met trapdakvensters. De derde bouwlaag en het dakvenster zijn van baksteen verwerkt met zandsteen. Kruiskozijnen en bolkozijnen met negblokken en ontlastingsbogen. Rondboogdeur waarboven kloosterkozijn. Uiterst rechts steekboogdeurtje. Zijtrapgevel. Binnenin is elke kamer overdekt met vier gedrukte stucgewelven steunend op een centrale pijler.

Behouden oostvleugel uit de eerste bouwcampagne (13de eeuw, voltooid in de tweede helft van de 14de eeuw), deed indertijd dienst als raadskamer, keuken, grote refter, kapittelzaal en sacristie en op de bovenverdieping als dormitorium. Volledig opgetrokken uit Doornikse kalksteen, twee bouwlagen hoog afgedekt met een afgewolfd dak (leien) met dakkapellen. Gevel geritmeerd door respectievelijk brede en smalle spitsboogvensters. De tweede bouwlaag heeft het dubbel aantal traveeën van de eerste bouwlaag met zestien traveeën Het interieur werd begin 18de eeuw aangepast met gedrukte stucgewelven. Tegen de westgevel van deze vleugel werd in de 14de eeuw een galerij met verdieping gebouwd, tevens afsluiting van de achterzijde van de binnenhof. Eerst éénlaags, in 1699 (?) met één verdieping verhoogd en afgedekt met een zadeldak, dat bij de restauratie vervangen werd door een plat dak. Bak- en zandsteenbouw op zandstenen plint. Negen traveeën gescheiden door lisenen. Spitsboogvensters en korfboogvormige bovenvensters met gotische visblaastracering van zandsteen. Grote rondboogpoort en barok rondboogdeurtje met geprofileerd beloop op imposten en neuten in geschreven in een rechthoekige omlijsting van zandsteen en bekroond met een druiplijst waarboven een tussen voluten gevat bovenlicht met accoladeboog onder een gelijkaardige lijst. De eerste drie traveeën, aangebouwd tegen het Lodewijk XVI-huis en het zogenaamd "Klein Pand", zijn drie bouwlagen hoog waarvan de bovenste voorzien is van kruiskozijnen. Vanuit de galerij, overdekt met barok stucgewelven, verlenen barokke rondboogdeuren toegang tot keukens, raadzaal, refter en de trap naar de slaapzaal. Aan de kant van het oude kerkhof werd in de 15de eeuw een gelijkaardige galerij aangebouwd: deze is echter op de bovenverdieping voorzien van rechthoekige vlak omlijste vensters.

De gevel wordt verticaal geritmeerd door de steunberen met dubbele versnijding en voluutkapiteel. Links 15de-eeuws lavacrum op rechthoekige grondplan van drie bouwlagen met kruiskozijnen op de bovenste verdieping.

De 15de-eeuwse galerij loopt door over de vier gevels die deze binnenplaats omsluiten en vormen aldus een kloostergang met respectievelijk spitsboogarcade, een gotische korfboogarcade aanleunend tegen de vroegere zijbeuk van de gesloopte kerk, een korfbooggalerij met gotisch maaswerk - slechts bewaard in een boog - gevat in een rondboogarcade in de westvleugel en tenslotte een spitsbooggalerij in de dwarsvleugel.

De dwarsvleugel die het voorplein scheidt van het oude kerkhof der monniken en tevens de oost- en westvleugel is een laat-gotisch bakstenen gebouw van negen traveeën en drie bouwlagen onder een schilddak (leien), daterend uit de 14de eeuw, 16de eeuw en tweede helft van de 17de eeuw. De gevel uitziend op het voorplein wordt geritmeerd door lichte steunberen met dubbele versnijding en traceerwerk in casementen. Korfbooggaanderij in de 14de-eeuwse benedenbouw, in de 16de eeuw en 17de-eeuwse bovenbouw respectievelijk accoladebogen en kruiskozijnen. De gevel uitziend op de tweede binnenplaats wordt geleed door zandstenen banden. Bovenbouw met 17de-eeuwse steekboogvensters gevat in een vlakke omlijsting met oren aan de onderdorpels voorzien van dropmotieven en bovenaan voorzien van een voluutje.

De westvleugel telt drie bouwlagen van acht traveeën onder een zadeldak (leien). 14de-eeuwse straatgevel met gedeeltelijk verbouwde begane grond op sokkel van Doornikse kalksteen. Steekboogvensters, in een vlakke omlijsting bekroond met een gebogen druiplijst op de tweede bouwlaag, de rechthoekige vensters op de bovenste verdieping werden in de 17de eeuw aangebracht. De kant van de binnenkoer werd in 1473 uitgebreid met een kloostergang en bibliotheek op de verdieping.

Ten zuiden overblijfselen van de noordelijke zijgevel van de kloosterkerk uit de 13de eeuw met aangepaste bogen uit de 14de eeuw.

De gevels gegroepeerd rondom deze tweede binnenplaats vertonen thans een desolate aanblik, doch roepen nog het vroegere ensemble op. Gerestaureerd, aangepast en opnieuw gestoffeerd interieur in de noordvleugel en het 18de-eeuwse gebouw, de restauratie van de andere gedeelten, onder leiding van M. Bourgois, is nog aan de gang.

  • Stadsarchief Gent, Oud Archief, reeks 535, bundel 212, nr. 64.
  • DE SMIDT F. 1963: Het Pand wordt studentenhome, De Brug 4, 242-246.
  • LEBOUCQ C. 1927: L'ancien couvent des Dominicains de Gand, Bulletin de la Société d'histoire et d'archéologie, Gent, 25-44.

Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. & DAMBRE-VAN TYGHEM F. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4na, Brussel - Gent.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Dominicanenklooster [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/25435 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.